Regen, regen, regen
literaire motregen bij Woolf
It was raining.
Het regende.
– Virginia Woolf
Dit zou weleens de kortste zin kunnen zijn die ik bespreek. Een zinnetje van drie woorden, in vertaling zelfs maar twee. De zin zelf is niet meer dan de simpele constatering dat het regent, maar Virginia Woolf zet hem op zo’n manier in dat het een schitterende literaire passage oplevert. Hoe zit dat? Wat doet Woolf met regen?
De jaren
Onze zin ontleent zijn kracht aan de context. We vinden hem in De jaren uit 1937, een laat werk van Woolf dat tijdens haar leven haar populairste boek was. Woolf toont daarin het leven van de familie Pargiter, vooral van de dames in de familie.
Ieder hoofdstuk is getiteld met een jaar, beginnend in 1880 en eindigend in het ‘heden’ van de jaren dertig. Daartussenin zijn de hoofdstukken van ongelijke lengte en Woolf slaat de meeste jaren zelfs over. Interessante compositie dus. Niet de kloktijd is leidend, maar de beleefde tijd en ervaringen zijn leidend, zo lijkt het.
Ook binnen de hoofdstukken is Woolf op een ongebruikelijke manier aan het componeren. Ze plakt paragrafen creatief aan elkaar en op dat punt komt de regen in het spel.
Regen
De regen duikt op aan het begin, in 1880. We maken daar het sterfproces van moeder Rose Pargiter mee. En dan lezen we, in de mooie vertaling van Barbara de Lange, dit:
Het regende; er scheen ergens een lamp, waardoor de regendruppels blonken. De ene druppel na de andere gleed langs het vensterglas; ze gleden en stopten; de ene druppel voegde zich bij de andere en dan gleden ze samen verder. Er heerste een diepe stilte in de slaapkamer.
Is dit de dood, vroeg Delia zich af. Een moment lang leek er iets te zijn. Het was of een muur van water in tweeën spleet; de muren bleven op afstand van elkaar. Ze luisterde. Er heerste diepe stilte. Opeens was er beroering, het geschuifel van voeten in de slaapkamer en daar kwam haar vader naar buiten strompelen.
‘Rose!’ jammerde hij. ‘Rose! Rose!’ Hij hield zijn armen met zijn vuisten gebald voor zich uit.
Dat doe je goed, zei Delia toen hij haar voorbijliep. Het was als een bedrijf in een toneelstuk. Ze merkte volkomen emotieloos op dat de regendruppels nog steeds neerkwamen. De ene glijdende druppel stuitte op de andere en samen rolden ze als één druppel naar de onderkant van de ruit.Het regende. De fijne regen, een zacht buitje, spetterde op de straatstenen en maakte ze glibberig. Was het de moeite waard om een paraplu op te steken, was het noodzakelijk een huurkoets aan te houden, vroegen de mensen die uit de theaters kwamen zich af terwijl ze opkeken naar de milde, melkachtige lucht waarin doffe sterren stonden. Waar de regen op aarde viel, op akkers en tuinen, rees de geur van aarde op. Hier balanceerde een druppel op een grasspriet, daar vulden druppels de kelk van een wilde bloem tot er een windvlaag kwam en de regen wegliep. Was het de moeite waard te gaan schuilen bij de meidoorn, bij de haag, leken de schapen te vragen; en de koeien, al losgelaten in de grijze weilanden, onder de wazige hagen, graasden verder, slaperig kauwend met regendruppels op hun vacht. Van de daken – hier in Westminster, daar in de Ladbroke Grove – stroomde de regen; op volle zee prikten miljoenen puntjes in het blauwe monster, als in een onmetelijk stortbad. Over de imposante koepels, de hoge spitse torens van sluimerende universiteitsstadjes, over loodgrijze bibliotheken en de musea, nu in een bleke wade gehuld, gleed de zachte regen naar beneden tot hij de monden van die fabelachtige lachers, de geklauwde spuwers bereikte en uitwaaierde in ontelbare ongelijke groeven. Een dronkenman, die in een smal steegje naast de kroeg uitgleed, vervloekte de regen. Vrouwen in barensnood hoorden de dokter tegen de vroedvrouw zeggen: ‘Het regent.’ En de beierende klokken van Oxford, die keer op keer hun buiteling maakten als trage bruinvissen in een zee van olie, reciteerden bespiegelend hun muzikale bezwering. De fijne regen, de zachte regen stroomde gelijkelijk over de gemijterden en de hoedlozen, met een onpartijdigheid die de indruk wekte dat de god van de regen, als er al een god was, dacht: Laat de regen niet beperkt blijven tot de zeer wijzen, de zeer groten, maar laat al wat ademt, de grazers en kauwers, de onwetenden, de ongelukkigen, zij die in de ovens zwoegen om ontelbare exemplaren van dezelfde pot te bakken, zij die zich met hun vurige geest over onnavolgbaar schrift buigen, en ook mevrouw Jones in de steeg, delen in mijn gulle gave.
Het regende in Oxford. Er viel een zachte, niet aflatende regen, die een gorgelend en borrelend geluid maakte in de goten. Edward, die uit het raam leunde, kon de bomen in de tuin van zijn college nog zien, verbleekt in de vallende regen. Afgezien van het ruisen van de bomen en de vallende regen was het volkomen stil. Uit de natte grond steeg de vochtige geur van aarde op. In het donkere blok van het college werden hier en daar lampen ontstoken; en er was een bleke, goudgelige hoop in één hoek waar lamplicht op een bloesemboom viel. Het gras werd al onzichtbaar, vloeiend, grijs, als water.
Hij slaakte een diepe zucht van voldoening. Dit moment van de dag was hem het allerliefst, als hij over de tuin stond uit te kijken. Hij snoof nog eens de koele vochtige lucht op; toen rechtte hij zijn rug en draaide zich weer om naar de kamer.
Sfeervolle scènes met mooie beelden. Die beierende klokken van Oxford die buitelingen maken als trage bruinvissen in een zee van olie! Op zich al heerlijk.
Maar er gebeuren in dit fragment volgens mij nog twee interessante literaire dingen.
Overgang
Woolf maakt hier gebruik van de regen om een overgang van de ene scène naar de andere over te schakelen. We krijgen een paragraaf waarin Rose overlijdt vanuit het perspectief van Delia; dan een soort tussenparagraaf, waarin we los van de personages, als een soort camera over het land zwiepen; en dan een paragraaf vanuit het perspectief van Edward, de oudste zoon van Rose, die in Oxford studeert en nog niet weet dat zijn moeder is overleden.
Door die korte zinnetjes ‘het regende’, ‘het regende’ en ‘het regende in Oxford’ te herhalen, benadrukt Woolf de overgang. We gaan dus als het ware via de regen van Londen naar Oxford.
Dat mechanisme gebruikt Woolf vaker. Aan het begin van Mrs. Dalloway gaan we bijvoorbeeld via een auto die al knallend door de straat rijdt van het perspectief van het ene personage naar het andere – beiden zijn in die straat en beiden horen het geknal. En meteen in de scène daarna kijken verschillende personages omhoog naar een vliegtuig dat letters tekent in de lucht: ook daar gaan we van de een naar de ander, via het vliegtuigje.
Koelesjov-effect
Daarnaast lijkt deze ‘montage’ van scènes op een effect uit de filmkunst. Misschien klets ik nu uit m’n nek, maar ik zie een overeenkomst waardoor de tekst van Woolf me nog mooier voorkomt.
In de filmkunst heb je het ‘Koelesjov-effect’, vernoemd naar een bekende Sovjet-regisseur. In een filmpje van hem – zie onderaan deze post – zie je het gezicht van een man met een redelijk vlakke uitstraling, vervolgens een bord soep, een dood meisje in een kist, en een knappe jonge vrouw op een bank. Wat je merkt is dat je afhankelijk van het beeld dat volgt meteen het gezicht van die man gaat interpreteren. Met de soep denk je: hongerig gezicht; met het dode meisje denk je: droevig gezicht; met de jonge vrouw denk je: viespeuk. Dus door shots te combineren ontstaat betekenis. Dat is het Koelesjov-effect.
In ons fragment gebeurt ook zoiets. Eerst hebben we de sterfscène, waarna de regen de droevige sfeer lijkt te benadrukken. Maar voor Edward is het uitkijken over de tuin nog even een momentje van rust, voordat hij de hele dag hard gaat studeren – ‘dit moment van de dag was hem het allerliefst’. Dan voelt die regen heel anders: niet droevig, maar juist fris en fijn. En dan lezen we dat kleine zinnetje ‘het regende’ ook ineens heel anders.
• The Years – Virginia Woolf, via Project Gutenberg.
• De jaren – Woolf, vert. Barbara de Lange, Athenaeum, 2017.
• Koelesjov-effect, filmpje op Wikipedia.
• Woorden willen losjes leven – Virginia Woolf.