stoker dracula

Hoe bouwt Bram Stoker spanning op in Dracula?

In Dracula schrijft Stoker spannende, mooie zinnen. Maar daarnaast doet hij nog iets meesterlijkst: hij brengt paniek met stijl

Hoe bouwt Bram Stoker spanning op in Dracula?

Robert Eggers, de regisseur van de nieuwe Nosferatu, had een hele gereedschapskist tot zijn beschikking om zijn film spannend te maken. Vreemde geluiden, enge muziek, sterke lichtcontrasten, close-ups van verschrikte gezichten, snelle shots: Eggers zet ze allemaal in. Vooral de beginscènes in Transsylvanië vind ik prachtig, met een rokerig hutje, diep gedonder in bergen, een overweldigend donker woud met een spookachtige koets en dan een maanverlicht kil kasteel. Vind ik knapper dan alle jump scares, van die schrikeffecten – hoewel die misschien toch onmisbaar zijn voor echte spanning.

Maar goed, voor dit een hele filmkritiek gaat worden: schrijfstijl. De film Nosferatu is gebaseerd op de gelijknamige film uit de jaren twintig en uiteindelijk op het beroemde boek Dracula van Bram Stoker. (Fout van de filmmakers: ze maken van vrouwelijke lust de bron van alle ellende; in het boek zit dat heel anders.) Stokers verhaal is ook spannend, maar een boel van de instrumenten van een filmmaker mis je natuurlijk als schrijver.

Dus hoe deed Stoker dat, spanning opbouwen? Welke trucs gebruikte hij en hoe zette hij schrijfstijl daarvoor in?

Het sublieme

In een tekst kun je spanning opbouwen door wat je laat zien en hoe je datgene laat zien. Bepaalde dingen – bliksemflitsen, grote bergen of bossen, vleesetende dinosaurussen – roepen nou eenmaal angst in ons op. Eerder schreef ik al hoe bijvoorbeeld Milton het sublieme opriep – een truc die later in de film Jurassic Park werd toegepast, maar ook terug te vinden is in veel horrorfilms en in boeken als Frankenstein van Mary Shelley

Zulke dingen kun je als filmmaker tonen en als auteur kun je erover schrijven. Dat doet Stoker dan ook veelvuldig. Hij neemt ons bijvoorbeeld mee naar een afgelegen gebergte in Noord-Oost Roemenië, waar we meteen al door wolven belaagd worden. En vleermuizen, bergen, stormen, mysterieuze mistbanken: we komen ze allemaal tegen in het boek. 

Perspectieven

Een van de opvallendste kenmerken van Dracula is dat het bestaat uit een verzameling brieven en dagboeknotities van de personages, en zelfs krantenknipsels en een scheepsjournaal. Aan de ene kant neemt dat wat spanning weg, want je weet dat het personage dat heeft opgetekend wat je leest nog een tijdje in leven blijft, in elk geval lang genoeg om iets op te schrijven. Aan de andere kant zien we het verhaal door de beperkte blik van een personage en zitten we midden in het verhaal. Dat maakt het ook spannender.

Die opzet zorgt ervoor dat je steeds afvraagt niet alleen wat er staat te gebeuren, maar wat er eigenlijk echt gebeurd is op het beschreven moment. Grappig, want doordat wij als lezer wél van perspectief wisselen (en sowieso al een idee hebben van vampiers en zo), weten wij vaak meer dan het personage in wiens hoofd we zitten. Tegelijk ook wel spannend, want soms zien wij het gevaar aankomen maar het personage nog niet.

Tempo

Stoker haalt er nog een truc mee uit. Hij verstoort de tijdlijn en hij vertraagt het verhaal soms. Zo weten we op een gegeven moment dat graaf Dracula zijn kasteel in Transsylvanië heeft verlaten en op weg is naar Engeland. Op dat moment laat Stoker het personage van wie we het dagboek lazen, Jonathan Harker, in een tamelijk penibele situatie achter. Dan lezen we ineens de brieven en dagboekaantekeningen van Mina, zijn verloofde die in Engeland is achtergebleven.

Stoker heeft de spanning dan dus in Transsylvanië al behoorlijk opgebouwd met nachtmerries en wolven en bloed en demonen en de graaf, die zelf ook behoorlijk eng is. En een deel van die ellende stevent nu af op onze geliefde Mina. Maar het komt er niet meteen, het duurt en het duurt, want Stoker vertraagt en toont eerst uitgebreid hoe het er in Engeland voor staat. Nog een truc om spanning mee op te bouwen dus.

Uit de krant

Maar het mooiste vind ik dat Stoker de verschillende type documenten aangrijpt om ook in verschillende stijlen spanning te scheppen. Als de graaf per schip toch echt in het Engelse kustplaatsje Whitby aan dreigt te komen, lezen we eerst het volgende – een krantenknipsel in Mina’s dagboek (ik vertaal zelf even uit het Engels):

Iets na middernacht klonk er een vreemd geluid vanaf de zee en hoog boven ons in de lucht werd een vreemd, zwak en hol gebonk hoorbaar. Zonder enige waarschuwing barstte de storm toen los. Met een snelheid die ons op dat moment ongelooflijk leek en zelfs achteraf haast niet te bevatten is, leek toen in één klap de gehele natuur te betrekken. De golven stegen in toenemende razernij, waarbij de ene de andere neersloeg, zodat de net nog spiegelgladde zee in slechts een paar minuten was veranderd in een brullend en allesverslindend monster. Golven met witte koppen sloegen als gekken neer op het vlakke zand en beukten omhoog tegen de steile kliffen; weer andere overspoelden de pieren en veegden met hun schuim de lantaarns van de vuurtorens die aan het eind van de beide pieren van de haven van Whitby staan. De wind donderde als onweer en was zo ontzettend krachtig dat zelfs de sterkste mannen zich met moeite overeind wisten te houden of zich verbeten vastklampten aan de ijzeren reling. 

De zee verandert in een monster: dat klinkt niet goed. En ja hoor, als de storm wat gaat liggen, komt er op wonderlijke wijze een onbekend schip, de Demeter, de haven in gevaren. Terwijl het schip langzaam voorbijvaart, ontdekken de toeschouwers op de kade (onbegrijpelijk dat de filmmakers dit fantastisch-gruwelijke beeld niet hebben gebruikt!) iemand die zichzelf aan het stuurwiel heeft vastgebonden: de kapitein, dood…

Uit het logboek

Dit zijn duidelijk spannende zinnen, met veel angstaanjagende, sublieme elementen. Maar het zijn ook lange, afgeronde en mooie zinnen, met veel beelden en poëtische vergelijkingen. Eenmaal bekomen van de storm, bedacht ik me dat die zinnen misschien nóg spannender hadden kunnen zijn als ze rommeliger waren geweest. Misschien wel zoals Evelyn Waugh het liet stormen in een zin.

Maar dan doet Stoker iets meesterlijks, want hij laat de journalist ook het scheepsjournaal vinden en rechtstreeks weergeven in zijn krantenartikel. Ik vertaal een paar stukjes:

Logboek van de Demeter.
Varna naar Whitby.
Op 18 juli geschreven. Er gebeuren zulke vreemde dingen dat ik ze voortaan nauwkeurig zal bijhouden tot we aan land gaan.

Op 6 juli waren we klaar met aan boord brengen van lading, zilverzand en kisten met aarde. Om twaalf uur zeil gezet. Oostenwind, fris. Bemanning: vijf matrozen … twee stuurmannen, kok en ikzelf (kapitein).

Op 11 juli bij zonsopgang de Bosporus binnengevaren. Turkse douanebeambten aan boord gehad. Baksjisj [smeergeld]. Alles in orde. Onderweg om 16.00 uur.

Op 12 juli de Dardanellen door. Meer douanebeambten en vlaggenschip van wachters. Weer baksjisj. Beambten waren grondig maar vlug. Wilden ons snel weg hebben. Bij nacht de archipel ingevaren.

Op 13 juli passeerden we Kaap Taenarum. Bemanning ergens ontevreden over. Lijken bang, zeggen niet waarom.

[…]

24 juli – Dit schip lijkt wel vervloekt. Komen al een man tekort en varen de Golf van Biskaje in met ruw weer op komst, en sinds gisteravond is er weer een man vermist – verdwenen. Net als de vorige kwam hij terug van zijn wachtbeurt en daarna niet meer gezien. De mannen allemaal in angstige paniek; gaven een briefje met de vraag om dubbele wacht, omdat ze niet alleen durven. Stuurman boos. Vrees dat er gedoe komt, dat hij of de mannen geweld gaan gebruiken.

28 juli – Vier dagen in de hel, rondtollend in een soort maalstroom en de wind een storm. Niemand kon slapen. Alle mannen uitgeput. Weet niet hoe we de wacht moeten houden, niemand kan het nog. Tweede stuurman bood zich aan om te sturen en wacht te houden, zo konden de mannen een paar uurtjes slapen. Wind neemt af; zee nog steeds angstaanjagend, maar voelt minder erg omdat het schip stabieler is.

[…]

4 augustus – Nog steeds mist, waar de zonsopgang niet doorheen breekt. Ik weet dat er een zonsopgang is doordat ik een zeeman ben, anders zou ik het niet weten. Ik durfde niet benedendeks te gaan, ik durfde het roer niet te verlaten; dus hier ben ik de hele nacht gebleven en in het nachtelijk donker zag ik Het – Hem! God vergeve me, maar de stuurman had helemaal gelijk dat hij overboord sprong. Het was beter om als een man te sterven; tegen sterven als een zeeman in blauw water kan niemand bezwaar hebben. Maar ik ben kapitein en ik moet mijn schip niet verlaten. Maar ik zal deze duivel of dit monster overwinnen, want ik zal mijn handen aan het stuurwiel binden als ik geen kracht meer heb en daarbij zal ik dat vastbinden wat Hij – Het! – niet durft aan te raken; en dan zal ik, of de wind nu goed staat of niet, mijn ziel redden en mijn eer als kapitein. Ik word zwakker en de nacht komt eraan. Als Hij me weer in het vizier krijgt, heb ik misschien geen tijd om te handelen…. Als we schipbreuk lijden, wordt deze fles misschien gevonden en zullen degenen die hem vinden het begrijpen; zo niet… dan zal iedereen weten dat ik het vertrouwen in mij niet heb beschaamd. God en de Heilige Maagd en alle heiligen, help een arme onwetende ziel die zijn plicht probeert te doen… 

En daar stopt het journaal. Wat een verschil met de stijl van het krantenartikel zelf, niet? Met al die droge, korte beschrijvingen in stenoachtige zinnetjes. Werkwoorden weggelaten. 

Al ontbreekt een notitie van de dag zelf, 18 juli is een keerpunt. De kapitein verklapt het aan het begin al, maar je ziet het ook aan de stijl. De zinnen en aantekeningen worden dan per dag langer. De beschrijvingen worden verontrustender en gedetailleerder, en er komen gedachtestreepjes, beletseltekens en uitroeptekens tevoorschijn. 

Het werkt geweldig. Dus als je spanning wil: kies je onderwerp en perspectief, vertraag het tempo, laat je personage ratelen en breng niet alleen hem, maar ook je schrijfstijl in paniek.


Dracula – Bram Stoker, via Project Gutenberg

Lees ook: