varens Wardian case

Dromen over varens: Nathaniel Bagshaw Ward

In 1842 schreef de nog onbekende Nathaniel Bagshaw Ward dat hij door een verpeste jeugddroom over varens een weergaloze ontdekking had gedaan.

In 1842 schreef de nog onbekende Nathaniel Bagshaw Ward (1791-1868) dat hij door een verpeste jeugddroom een weergaloze ontdekking had gedaan. Ward was arts in een arme Londense wijk en zijn vrije uren besteedde hij aan zijn hobby, planten. Daar had zijn jeugddroom ook mee te maken, schreef hij:

De wetenschap der botanie bood mij, door het bestuderen van de werken van de onsterfelijke Linnæus, al sinds mijn jeugd verpozing, en het eerste dat ik ambieerde, was in het bezit te zijn van een oude muur bedekt met varens en mos.

Om dat doel te bereiken, vervolgt Ward, bouwde hij een bescheiden rots in zijn achtertuin. Erboven hing hij een pijp met gaten, waardoor het water naar beneden kon druppelen op de rotsmuur. De verschillende soorten varens en mossen verzamelde hij in de omgeving van Londen en plantte hij met wat primula’s en klaverzuring in zijn achtertuin. Dat was de droom. 

Maar door de enorm vervuilde lucht die uit de omliggende fabrieken opsteeg, wist Ward zijn planten niet in leven te houden. Zijn droom ging in rook op.

Wardian case

Hoeveel tijd er verstreek, krijgen we niet te horen, maar Ward deed later een onverwachte observatie, die leidde tot de uitvinding die hem beroemd zou maken. Ward vervolgt:

Nadat ik mijn pogingen in wanhoop had gestaakt, werden mijn strevingen van een nieuwe impuls voorzien en werd ik gedwongen wat dieper over de zaak na te denken door een simpel voorval dat zich voordeed in de zomer van 1829.

Ward had de pop van een pijlstaart begraven in een beetje aarde in een fles met een deksel erop. Pijlstaarten zijn prachtige nachtvlinders die hun pop ondergronds stoppen. Hij bekeek de fles dagelijks en zag toen dat het vocht overdag uit de aarde verdampte om vervolgens tegen het glas te condenseren en weer in de aarde te trekken. Een week voordat de vlinder zou ontpoppen, zag Ward plotseling een kleine varen en een grasspriet opkomen uit de aarde. 

Dat zette hem aan het denken en experimenteren. Hij liet een vriend een houten kistje met glas maken en werd zo de uitvinder en naamgever van de ‘Wardian case’: een kleine, beschermde en controleerbare omgeving voor planten.

Het boek

In On the Growth of Plants in Closely Glazed Cases schreef hij over zijn uitvinding en de toepassingen. Allerlei planten konden nu binnenshuis worden geteeld en bewonderd. Bovendien konden planten die normaal zouden sterven in de zoute, koude omgeving op een schip nu uit exotische en tropische landen over zee naar Engeland vervoerd worden.

Ward beschrijft allerlei kasjes, terrariums en aquariums die hij gebouwd heeft. Een ervan noemt hij ‘The Tintern Abbey House’, omdat het de vorm heeft van de beroemde en door Romantici zo geliefde ruïne van Tintern Abbey in Wales. En Ward betoogt tot slot dat planten de toestand van armen verbeteren, bijvoorbeeld omdat ze vaker een wandeling door de natuur maken, op zoek naar planten.

Waarom nou dit hele verhaal over varens? Dat boek is de reden. Het staat namelijk integraal online, dus kunnen we lezen over Wards bevindingen in zijn eigen woorden en zijn schrijfstijl is heerlijk. Niet per se goed, maar wel typisch en opmerkelijk.

Stijlkenmerken

Die stijl van Ward is een combinatie van een persoonlijke touch (hij begint over zijn jeugddroom) en wetenschappelijke pretenties (te herkennen aan het veelvuldig gebruik van Latijnse namen). Kunnen we ons meteen afvragen hoe wetenschappelijk Wards tekst nog kan zijn, want van wetenschappelijke teksten verwachten we juist een zekere distantie en neutrale beschrijvingen. Maar Ward schrijft vrijelijk over zijn eigen emoties en maakt er echt een verhaaltje van. 

Ook strooit Ward met literaire verwijzingen. Verzen van een Romantische dichter als Wordsworth, maar ook deze woorden van Sir Thomas Browne (een zeventiende-eeuwse arts en schrijver – met trouwens ook een bijzondere schrijfstijl, moeten we het nog eens over hebben): ‘to suck divinity from the flowers of nature’, het goddelijke uit de bloemen van de natuur zuigen. 

Die eigenaardige beeldspraak van Browne brengt me meteen bij het laatste stijlkenmerk. Als het over varens gaat, komt het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke planten algauw ter sprake. Van mannelijke en vrouwelijke planten is het vervolgens maar een klein stapje naar mannen en vrouwen in het algemeen, en al dan niet bewuste seksuele toespelingen in het bijzonder. Bewaar ik voor een volgende post.

De zin

Bijna al die elementen komen samen in één lange en excentrieke zin. De verschillende varensoorten, leert Ward ons, hebben elk zo hun eigen wensen. Om daaraan te voldoen, fantaseert Ward over het bouwen van een model van een oude ruïne, een ravijn of een landschapje waarin water langs rotspartijen naar beneden kan sijpelen. 

Elke varen zou daarin de juiste ondergrond kunnen krijgen en precies de hoeveelheid licht die nodig is voor volledige ontwikkeling. Dan krijgen we deze fantastische zin:

The Trichomanes might there revel on its Turk rock, and gladden the eyes of the beholder with its lovely fronds spangled with iridescent rain-drops : at the base of the rock and extending to the margins of the central brook, the two species of Hymenophyllum, with Blecknum boreale, Lastræa Thelypteris, and the lovely lady-fern would luxuriate; whilst on the borders of the little brook or in the centre of the water, the royal Osmunda would raise itself to the height of ten or twelve feet, as if conscious of its sovereignty, and worthy of the admiration elicited from Sir Walter Scott, when visiting the Lakes of Killarney.

Daar zou de Trichomanes voluit kunnen genieten op zijn Turkse rots en de ogen van de toeschouwer verblijden door zijn heerlijke met iriserende regendruppels besprenkelde bladen; aan de voet van de rots en reikend tot aan de randen van de beek in het midden zouden de twee soorten Hymenophyllum, met Blechnum boreale, Lastrea thelypteris en de heerlijke wijfjesvaren weelderig groeien; terwijl aan oevers van het beekje of in het midden van het water de koninklijke Osmunda zich dan verheft tot drie of soms wel drieënhalf meter hoogte, als ware hij zich bewust van zijn soevereiniteit, en de bewondering waard die hij ontving van Sir Walter Scott toen die een bezoek bracht aan de meren van Killarney.

Genieten, verblijden, weelderig groeien, zich verheffen en bewust zijn van soevereiniteit: wat een varen allemaal niet kan! En al die Latijnse namen en zelfs Sir Walter Scott noemen om aan te geven dat het hier toch vooral een gewichtige zaak betreft die bovendien de grote kunstenaars inspireert. Wat een heerlijke varendroom!


On the Growth of Plants in Closely Glazed Cases – Nathaniel Bagshaw Ward, 1842, via Biodiversity Heritage Library

Lees ook: