herfst

Herfst bij Hrabal

Herfst is een seizoen voor dichters en schrijvers. Bohumil Hrabal schreef een enorm lange zin vol mooie herfstbeelden.

Herfst bij Hrabal

‘En de herfst is hier zo mooi, de bladeren vallen en van de ene op de andere dag is elk blaadje nog kleuriger, nog doorzichtiger, elk berkenblaadje is zo broos, als sigarettentabak, als een vloeitje voor een shagje, totdat het ten slotte dusdanig dun zijdeachtig wordt dat een licht briesje het verstrooit en de hele kroon en de kronen van al die berken van me verstrooit, zoals Liszts pianostuk Liebestraum, dat middendeel, waar de vingers het hele klavier moeten bereiken, van boven naar beneden, van links naar rechts, net zoals de wind het gebladerte van de berken in Kersko verstrooit… en de poezen en poesjes spelen hier, ze springen omhoog en vangen die vliegende postzegels die berichten dat de zomer voorbij is en symfonisch eindigt, en dat de regenachtige en mistige en depressieve dagen van de late herfst en vroege winter op komst zijn…’

– Bohumil Hrabal, vert. Kees Mercks

Heel onze straat is verkleurd en als ik het tuinpad schoonveeg, ligt die de volgende dag telkens weer vol met een nieuwe stortlading bladeren. Het is duidelijk weer herfst. Ik vind het wel mooi, vooral zo aan het begin en als de zon schijnt. En veel schrijvers, met name dichters met mij. 

De beroemdste daarvan is misschien wel Keats, met zijn ‘To Autumn’, over mist en wind, maar toch vooral over grote pompoenen, appels, hazelnoten en rijp fruit. Je hebt Rilke die in zijn gedicht  ‘Herbsttag’ deze mooie oproep doet aan de Heer: ‘Beveel de laatste vruchten rijp te zijn (…) en jaag de laatste zoetheid in de zware wijn.’ (vert. Anton Korteweg) En van eigen bodem hebben we Vasalis, die meerdere herfstgedichten schreef.

Het licht en het weer, de oogst en de bladeren, en dan een zoet-melancholische sfeer en misschien een vleugje mystiek: dat lijken zo’n beetje de ingrediënten van een herfstgedicht. Ik vind het wel mooi, maar na een paar van zulke gedichten heb ik het meestal wel weer even gehad.

Herfst bij Hrabal

Nou las ik laatst in Een driebenig paard, de nieuwste Nederlandse vertaling van Bohumil Hrabal, toevallig een herfstige zin waar ik toch blij van werd. Een lange zin die wat mij betreft kan wedijveren met al die herfstgedichten.

Het boek is een verzameling brieven die Hrabal schreef aan een Amerikaanse studente Tsjechisch, April Gifford, bijgenaamd Dubenka. Die brieven gaan, zoals vaker bij Hrabal, alle kanten op. Hij ouwehoert er vrolijk op los. 

Zo komt hij ook terecht bij de herfst in Kersko, een bosrijk dorpje op het Tsjechische platteland waar Hrabal woonde. Hij stelt voor dat Dubenka daar op bezoek komt en hij fantaseert vast hoe dat dan zou zijn. Hrabal geniet zelf van de herfstzon en wil die graag met haar delen.

Berkenblaadjes

Onze zin – weer een enorme, zoals vaker bij Hrabal – bestaat eigenlijk uit drie vergelijkingen. De berkenblaadjes verkleuren en worden zo broos als tabak en zo dun en doorzichtig en misschien ook wel knisperend als een vloeitje. Hrabal was een roker, dus voor hem zal de vergelijking nog bekoorlijker zijn. Maar zelfs als niet-roker vind ik het wel een fijn beeld.

Nog mooier is de tweede vergelijking. Een licht briesje dat die tere blaadjes van alle berkenkruinen blaast, op zich al goed, maar dan komt het: zoals het middendeel van Liszts Liebestraum. Dat is een lied en pianostuk dat Liszt maakte op basis van het gedicht ‘O lieb, so lang du lieben kannst’. Hrabal verwijst hier naar de tweede cadenza in dat stuk. Als je het luistert – bijvoorbeeld hier –, begrijp je het meteen.

Zou je die muziek onder een filmpje van dwarrelende blaadjes monteren, dan zou het misschien wat afgezaagd zijn. Maar op een of andere manier werkt het zo in een tekst, waarbij je de muziek er zelf bij moet bedenken, wel goed. En het betreffende gedicht is een aansporing om lief te hebben zolang je nog liefhebben kan. Dat past inhoudelijk ook best goed bij de herfst: geniet nog maar even van die mooie dagen, zolang het nog kan.

Postzegels en poezen

Dan krijgen we nog een derde deel, na het beletselteken. Dat is eigenlijk een nieuwe zin, maar er staat geen hoofdletter, dus we plakken het er toch aan vast. Dat stukje is ook erg mooi. Het begint met het beeld van vrolijk spelende poezen. Hrabal hield enorm van de vele katten die hij in Kersko verzorgde en hij kon daar heel teder en dramatisch over schrijven (schreef ik eerder over). 

Dan vergelijkt hij de blaadjes met vliegende postzegels. Mooi! En de postzegels brengen hier het bericht van de zomer die symfonisch eindigt. Dus alsof ieder vallend blaadje een klank is, denk ik, zoals bij Liszt. 

De zin eindigt dan met het droeve vooruitzicht van de late herfst en de vroege winter. Die dagen duidt hij aan met een polysyndeton, met meerdere voegwoorden: regenachtige en mistige en depressieve dagen. Als die dagen straks aanbreken, kunnen we terugdenken aan al die heerlijke herfstbeelden.


Een driebenig paard – Bohumil Hrabal, vert. Kees Mercks, Prometheus 2024
Liebestraum nr. 3 – Frans Liszt door Khatia Buniatishvili
• ‘O lieb, so lang du lieben kannst’ – Ferdinand Freiligrath

Lees ook: