Wieringa en de waterral
Vogels beschrijven is lastiger dan je denkt. Het formaat, de spanwijdte van de vleugels, de kleuren en het verenpatroon: dat gaat over het algemeen wel. Waar ze broeden, hoeveel jongen ze doorgaans krijgen, hoe zeldzaam ze zijn: dat zijn simpele feiten. Het gedrag is al wat lastiger te omschrijven. Maar vogelgeluiden: die lijken soms echt onmogelijk te vangen in woorden of zelfs letters.
In mijn jeugd, toen ik vogelliefhebber was en op natuurkampen ging en zo, had je twee typen vogelgidsen. Je had Petersons vogelgids van alle Europese vogels, die gold als een meer wetenschappelijke gids, met beschrijvende teksten en kleinere plaatjes. En je had Lars Jonssons Vogels van Europa, die wat artistieker was, met iets meer verhalende teksten en grotere aquarellen. Ik had de Jonsson.
Maar voor Peterson, Jonsson en alle andere schrijvers van vogelgidsen geldt dat de ruimte altijd beperkt is. Dat vraagt om een specifieke schrijfstijl. Dus hoe doe je dat, een vogel schetsen in een paar zinnetjes?
Waterral
Tommy Wieringa hield in gesprek met Ernst-Jan Pfauth een kleine lofzang op de Basisgids flora en fauna van Nederland van Natuurmonumenten. Wieringa groeide op op Aruba en die omgeving was een stuk spannender dan het toch wat saaie Nederland waar hij later in terechtkwam. Maar doordat hij die gids kreeg en las, begon Wieringa wat er in Nederland te zien was meer te waarderen.
In het interview noemde Wieringa het een fantastisch gidsje, met heel mooie beschrijvingen erin. Hij herinnerde zich vooral de beschrijving van de waterral: ‘De waterral leidt een verborgen leven. Zien zal men hem zelden, horen des te eerder.’
Die gids had ik ook! Onder een laagje stof vond ik mijn ietwat verkleurde en toegetakelde exemplaar onder in de kast. Ik bladerde naar de waterral, en inderdaad:
‘Wie de waterral ziet, heeft geluk. Deze slanke vogel leidt een verborgen leven in rietmoerassen. Alleen in de winter, als ijs en sneeuw hem van zijn voedsel, plantaardig, insecten en vis, afsluiten, komt hij zelfs naar voederplaatsen. Horen zal men de waterral eerder.’
Inderdaad een heerlijk stukje tekst.
Beleving
De schrijver van de Basisgids, Jan van Gelderen (tevens auteur van een boek met de veelbelovende titel Vogels kijken: een sport), doet hier meer dan alleen de vogel beschrijven. Hij begint met een ervaring. Hij schrijft niet ‘de waterral is schuw’, maar ‘wie hem ziet, heeft geluk’ – een stuk pakkender.
Dan volgt het mooiste stukje: dat verborgen leven in de rietmoerassen. Woorden die tot de verbeelding spreken en meteen allerlei fantasieën uitlokken. Wat spookt dat vogeltje allemaal uit, zo verborgen in de rietmoerassen?
Het heeft ook iets antropomorfs. Bij andere beschrijvingen zien we dat nog duidelijker. De zilvermeeuw: ‘zomerbode: “Klieuw” van verliefde meeuw boven de stad’. De Grutto: ‘hanen knokken spectaculair in voorjaar’. De bergeend: ‘Kuikens worden in grote groepen van verschillende ouders onder de hoede genomen van “tantes”, ongepaarde wijfjes.’
Vogelgeluiden
Beschrijvingen met beleving en menselijke eigenschappen doen het dus goed. Maar dan de geluiden. De Basisgids heeft hier en daar leuke, ook weer menselijke beschrijvingen. De wulp: ‘zingt zijn jodelende, melancholieke zang’. Bij de grote bonte specht een grappige, niet bepaald noodzakelijke toevoeging: ‘Snelle, korte, luide roffel. Ook op metalen schoorsteenpijpen.’
Ook hier steelt de waterral de show. In de Basisgids lezen we: ‘Wonderlijke, gillende geluiden, die aan een speenvarkentje in nood doen denken, soms eindigend in gegrom.’ Jeetje!
Lars Jonsson probeert dat geluid in zijn gids wat concreter te maken en dan zie je hoe moeilijk het is:
‘Maakt allerlei soorten geluiden die in lentenachten tot verwarring met andere soorten aanleiding kunnen geven, zoals een variabel, vaak plotseling, gorgelend kuurl of kuurruuk, soms een hard, bijna Patrijs-achtig kr-r-ek en een herhaald kek, kik of kikkik. Baltst ’s nachts met aangehouden, klokkend krek-krek-krek…, ook tijdens nachtelijke vlucht.’
Door al die onomatopeeën, klanknabootsingen, zou je haast niet opmerken dat het hier gaat om paringsgedrag in lentenachten. Een klokkend krek-krek-krek, daar wordt de waterral dus hitsig van.
Alles over Tristan
Nog even terug naar Wieringa. Want hij vertelt dat de Basisgids direct invloed had op zijn roman Alles over Tristan. De gids maakte hem opmerkzaam voor de dingen om hem heen in Nederland. Alleen, Wieringa’s roman speelt helemaal niet in Nederland. De invloed is dus subtieler.
Wieringa schrijft in dit boek betrekkelijk korte zinnen, met beeldende woorden en gelijkenissen. Dat heeft wel iets weg van de bondige stijl van de vogelgidsen. Ook komen er best vaak vogels in voor. Bijna al die vogels zijn terug te vinden in de Basisgids: meeuwen, duiven, mussen, aalscholvers en (niet in de gids) pijlstormvogels.
En dan, ongeveer halverwege het boek, schrijft Wieringa:
‘Ik keek uit over een dorre vallei waarboven een roofvogel zweefde. Zijn roep klonk als wee! wee! wee!’
Mooie casus! Bij welke roofvogel zou dat geluid horen? Zou die uit onze Basisgids komen? In de gids zijn negen roofvogelsoorten opgenomen. Bijvoorbeeld de sperwer, ‘schril kie kie kie’; de buizerd, ‘miauwend pie-è’; en de zeearend, ‘blaffend ki-ak’. Maar geen die ‘wee! wee! wee!’ roept.
Gelukkig hebben we altijd nog die andere grote vogelgids, de Bijbel. In Openbaringen 8 lezen we:
‘In mijn visioen hoorde ik de luide roep van een adelaar die hoog in de lucht vloog: ‘Wee! Wee! Wee de mensen die op aarde leven!
• Tommy Wieringa geïnterviewd door Ernst-Jan Pfauth, Jonge Jaren, 2024
• Alles over Tristan – Tommy Wieringa, De Bezige Bij 2002/2020
• Basisgids flora en fauna van Nederland, Vereniging Natuurmonumenten, 1997
• Vogels van Europa – Lars Jonsson, vert. A.B. van den Berg en G. Meesters, Tirion, 1998