Duiventaal

De Haagse tilduivensport is een bedreigde maar fascinerende wereld met een flinke scheut nostalgie en een eigen taaltje: duiventaal.

Effe een doffertje opentrekken:
taal uit de duiventil

In de coronatijd liep ik bijna elke dag een rondje door de buurt waar ik woonde, het centrum van Den Haag. Op de pleinen – het Plein, de Hofplaats, het Rabbijn Maarsenplein, de Plaats, dat pleintje aan de Torenstraat voor Florencia – waren altijd wel wat duiven. Hoe stil of druk het ook was, er zat vaak een duifje te zoeken naar eten of te rusten, of er vloog een groepje duiven over. 

Dat deed me denken aan de daken iets verderop, in Transvaal en de Schilderswijk: het domein van de Haagse duivenmelkers. Tilduiven vangen, fokken en verhandelen is een echt Haagse liefhebberij. Sinds 2005 zelfs officiëel immaterieel erfgoed, maar tegelijk ook een uitstervende volkssport. 

Toen ben ik de filmpjes ingedoken en dat kan ik iedereen aanraden. Je belandt in een heel eigen wereldje, met heel eigen regels en een heel eigen taaltje. Dat typische taaltje is mijn excuus om er hier wat over te schrijven. Al weet ik dat het niet helemaal gaat lukken, want een groot deel van de charme van de duiventaal ligt in de klank, die typisch Haagse tongval. (Links naar de filmpjes staan onderaan.)

Wij zijn duif

Duivenmelken stond een jaar of tien geleden plots volop in de schijnwerpers, toen de sympathieke jonge duivenmelker Lloyd – de ‘duifmeneer’ – viral ging. Hij kreeg vooral aandacht omdat hij de hele tijd ‘hoe! hoe! hoe!’ naar zijn duiven riep. Dat hoe-geroep heet ‘aanroepen’ en is heel normaal onder duivenmelkers. Zo verloopt de communicatie tussen duif en duivenmelker.

Maar misschien nog mooier is de communicatie tussen duivenmelkers onderling – of eigenlijk die tussen duivenmelkers en leken. Want de duivenmelkers die in beeld komen zijn niet alleen trots op hun sport, maar ook op de taal die erbij hoort. Met liefde lichten ze hun jargon toe.

Centraal in de Haagse tilduivensport staat de familie De Zwart, van firma De Zwarte Vogel. Hun winkel op Schalk Burgerstraat 274 en 284, die van generatie op generatie werd doorgegeven, was jarenlang dé ontmoetingsplek van duivenminnend Den Haag. Wás, want intussen bestaat die winkel niet meer.

Hoe jammer het ook is dat de Haagse tilduivensport slinkt, vind ik het tegelijk haar grootste aantrekkingskracht: de nostalgie die eromheen hangt. De warme analoge foto’s van duiven die op een zomeravond komen aanwapperen bij een til, de onscherpe en verkleurde filmpjes, de oranje zonneschermen van De Zwarte Vogel, de trainingspakken en spijkerbroeken, de houten staketsels op de daken, de snorren van de melkers, het verzuchten dat de sport steeds minder gewaardeerd wordt… Heerlijk. Je kijkt niet alleen in een andere wereld, maar ook in een andere tijd. 

Duiventaal

Oké, nu de duiventaal. Man Bijt Hond maakte ooit een item op het dak bij de familie De Zwart. In vier minuutjes krijgen we een prachtige indruk van de sport en de taal. De sport (het liefhebberijen) werkt zo: een duivelmelker heeft een mannetjes duif (doffer) in zijn til, die hij de lucht in gooit (opentrekt). Die doffer probeert dan een vrouwtjes duif (duivin) naar de til te lokken (loksen), zodat ook die duivin weer wordt gevangen in de til. Voor de duiven draait het intussen om de seks (treeën of wippen).

De tilduiven verschillen van kleur en voor zo’n beetje elk kleurtype duif is er wel een specifieke naam. Een zwarte duif is dus een ‘kraai’, maar je hebt ook grijze, bruine, inktvale, steenrode, zwartbonte, hennebont en roek doffers en duivinnen, en zelfs de kraaietijger doffer en de oliebonte tijgerduif. 

Het mooist vind ik de duiventillen op het dak. Als je zo over alle daken heenkijkt, langs donkergroene boomkruinen, een kerktoren verderop en opgeklopte zomerwolken in de lucht, dan zit je even in een ander rijk, ver van de alledaagse wereld, dat je normaal gesproken niet ziet. Ook daar zijn trouwens mooie uitdrukkingen voor: je ligt ‘uit de nok’ als je til uit een schuin pannendak steekt; je ligt ‘op het grind’ als je til op een plat grinddak staat; en (de mooiste) je ligt ‘in de spinazie’ als je til in de tuin staat.

Vreemd in de buurt

De mannen vergelijken zichzelf graag met hun duiven, vooral door praatjes over avonturen met de buurvrouw. Maar met de documentaire ‘Vreemd in de buurt’ trekt regisseur Patrick Bisschops de vergelijking op een iets dieper niveau. 

Onder begeleiding van melancholische saxofoonklanken volgen we Jasper, een markante Haagse duivenmelker wiens wereld onder druk komt te staan. Turend over de daken beklaagt hij zich over het feit dat er zo veel buitenlanders in de wijk zijn komen wonen en dat de duiventillen plaats hebben gemaakt voor schotelantennes.

Maar iets verderop zijn ook Turkse nieuwkomers Ahmet (in de spinazie) en Mustafa (op het grind) aan het liefhebberijen. Want ook in Turkije is de duivensport populair. Net als de duiven moeten de verschillende bevolkingsgroepen in Transvaal aan elkaar wennen. Ze verstaan elkaar net niet goed, en dat leidt tot ongemakkelijke en ontroerende scènes. De duivenwinkel is, zo zegt de eigenaar zelf, net de maatschappij in het klein.

Nu woon ik niet meer in Den Haag. Waar ik nu woon zijn geen pleintjes met duiven. Maar nou keek ik laatst door het raam in de voorkamer en wat zag ik…


Vreemd in de buurt, Patrick Bisschops, 2005.

Duivensporter Lloyd (duifmeneer) – Omroep West.

Wij zijn duif – Man Bijt Hond.

De beesten, de baas deel 1 – NCRV.

De beesten, de baas deel 2 – NCRV. 

Duiventaal volgens de tilduivenbond.

Lees ook: