Hoe schrijf je wolkachtig en passievol proza?
Woolf en De Quincey
‘Zijn vijand, het harde feit, werd in zijn handen wolkachtig en soepel.’
‘His enemy, the hard fact, became cloudlike and supple under his hands.’
– Virginia Woolf
In de voorzomer van 1926 was Virginia Woolf bezig het tweede, behoorlijk experimentele deel van To The Lighthouse op papier te zetten. Tegelijkertijd schreef ze een essay over schrijver Thomas De Quincey. In Nederland lijkt De Quincey niet zo bekend, maar hij geldt met Coleridge en Wordsworth als een van de grote Romantische Britse schrijvers. Maar goed, Woolf zelf is ook jarenlang afwezig geweest in Nederland, tot haar werk uiteindelijk toch werd ontdekt.
De experimentele stijl van Woolfs meesterwerk kwam in elk geval tot stand onder invloed van De Quincey. In het essay dat ze schreef – dat in september van hetzelfde jaar verscheen in Times Literary Supplement onder de titel ‘Impassioned Prose’ – schetst Woolf wat haar zo boeide aan de stijl van De Quincey. Dat deed ze zo mooi en literair dat het essay een kunstwerkje op zich is.
Prozapoëzie
Woolf begint met een onderscheid te maken tussen proza en poëzie. De Quincey kwam, nadat hij gedichten schreef die door anderen werden geprezen, zelf toch tot de slotsom dat hij geen dichter was. Hij voelde zich tot poezië aangetrokken, maar was geen poëet. Volgens Woolf miste hij daarvoor het vuur en de concentratie. De Quincey was dus prozaschrijver.
Maar prozaschrijvers, schrijvers van romans, hebben te heersen over een leger aan feitelijkheden. Die feitelijkheden dienen ze allemaal op te lijnen vanuit een bepaald perspectief. Haar tijd, schrijft Woolf kritisch, wordt gedomineerd door het proza van romanschrijvers:
‘Zij vertrouwen erop dat als het ei maar echt is en de ketel maar fluit, de sterren en nachtegalen vanzelf wel tevoorschijnkomen door de verbeelding van de lezer. Zo negeren ze die hele kant van de geest die in eenzaamheid verkeert.’
Zomaar zulke alledaagse feitelijkheden beschrijven, dat was ook weer niks voor De Quincey. Hij dook wél in die kant van de geest waar dromen, gedachten, beelden en fantasieën zich ophouden.
Bewonderend schrijft Woolf dat ze De Quincey ziet als een van de bijzondere schrijvers die beide dingen met elkaar combineerden: hij schreef in de taal van een prozaschrijver, maar had de levendige visioenen van een dichter.
(En trouwens ook de visioenen van een opiumeter, want dat was hij. Dankzij zijn boek Confessions of an English Opium-Eater is hij misschien wel de beroemdste opiumeter ooit. Toch had De Quincey die visionaire gave volgens Woolf al voor zijn drugsgebruik begon. De wonderlijke beelden in de dagboekaantekeningen uit zijn jeugd bevestigen die claim.)
Impassioned prose
Het resultaat van dat vormen van visioenen tot proza was een eigenzinnig soort teksten: prozagedichten. In het voorwoord van zijn Confessions, noemt De Quincey het ‘a mode of impassioned prose’, een vorm van gepassioneerd proza. Daar is het Woolf om te doen.
‘Impassioned’ is ‘gepassioneerd’ of ‘bevlogen’, zoals je kunt zeggen van een pleidooi of toespraak dat die gepassioneerd is. De Quincey verzamelt de fragmenten, herinneringen, echo’s van indrukken in zijn hoofd en weeft die aaneen tot een harmonieus en vloeiend geheel, waarbij hij tijd en ruimte naar zijn hand zet.
Wolkachtig proza
Nu kunnen we onze zin begrijpen:
‘Zijn vijand, het harde feit, werd in zijn handen wolkachtig en soepel.’
Dat vind ik nou mooi gezegd. Een schrijver die in gevecht is met harde feiten: dat heeft meteen tragisch maar ook iets heroïsch. Daartegenover staan dan ‘wolkachtig’, wat de dromerigheid van De Quinceys proza vangt, en ‘soepel’, wat zijn ambacht of kunstenaarschap benadrukt. Alsof die harde feiten zo zacht als was of klei worden die hij kan vormen.
Woolf was zelf ook erg tevreden met de beeldspraak van de wolk, want iets verderop schrijft ze:
‘In zijn handen kwamen scènes samen als een gemeenschap van wolken die zachtjes samenvloeien en uiteendrijven of plechtig stilhangen.’
Het is een droomachtige wereld waarin we terechtkomen bij De Quincey en bij Woolf zelf. Dat vereist veel vaardigheid, want ‘één valse noot, één woord in de verkeerde sleutel en de hele muziek is verpest.’ (Ook weer een mooie beeldspraak.)
Eigenlijk zouden we meteen bij De Quincey moeten gaan kijken wat al die lovende kwalificaties van Woolf nou precies en concreet betekenen. Maar het aardige is nu dat Woolf in haar essay – en meer nog in Naar de vuurtoren – zelf al een knap staaltje impassioned prose presenteert.
Niet dat het essay ‘Impassioned Prose’ echt een prozagedicht is, alleen draait het niet zozeer om feitelijke details, maar eerder de mooie beelden van De Quincey en de indrukken die ze achterlaten op Woolf. Er zit behoorlijk wat poëzie in dit essay.
• ‘Impassioned Prose’ – Virginia Woolf
• Mijn bespreking van Naar de vuurtoren
• Blogpost Wegdromen met Woolf
• Mijn bespreking van Over ziek zijn van Woolf
• Naar de vuurtoren – Virginia Woolf, vertaald door Barbara de Lange, Athenaeum, 2022.