Wegdromen met Woolf
‘Nature, who has played so many queer tricks upon us, making us so unequally of clay and diamonds, of rainbow and granite, and stuffed them into a case, often of the most incongruous, for the poet has a butcher’s face and the butcher a poet’s; nature, who delights in muddle and mystery, so that even now (the first of November, 1927) we know not why we go upstairs, or why we come down again, our most daily movements are like the passage of a ship on an unknown sea, and the sailors at the mast-head ask, pointing their glasses to the horizon: Is there land or is there none? to which, if we are prophets, we make answer “Yes”; if we are truthful we say “No”; nature, who has so much to answer for besides the perhaps unwieldy length of this sentence, has further complicated her task and added to our confusion by providing not only a perfect ragbag of odds and ends within us—a piece of a policeman’s trousers lying cheek by jowl with Queen Alexandra’s wedding veil—but has contrived that the whole assortment shall be lightly stitched together by a single thread.’
‘De natuur, die zich steeds zoveel vrijheden met ons veroorlooft, ons in zeer ongelijke delen uit leem en diamant, uit regenboog en graniet heeft geschapen, en deze bestanddelen in een vaak zeer ontoepasselijk omhulsel heeft gestopt – want heeft niet de dichter het gezicht van een slager en de slager dat van de dichter; de natuur, die zich over alles wat maar verward en raadselachtig is verblijdt, zodat wij zelfs heden (1 november 1927) niet weten waarom wij een trap oplopen of deze weer afdalen en onze gewone alledaagse bewegingen lijken op de koers die een schip door onbekende wateren vaart, terwijl de matroos in het kraaiennest met zijn kijker de horizon afzoekt en twijfelt: ‘Is dat nu land, of niet?’ Waarop wij, indien wij profeten zijn, ‘Ja’ antwoorden; en indien wij eerlijk zijn, ‘Nee’; de natuur, die voor nog veel meer verantwoordelijk is dan voor deze lange en wellicht onhandzame zin alleen, heeft haar taak nog ingewikkelder gemaakt en onze verwarring vergroot niet slechts door onze geest te verrijken met een allegaartje van oude vodden – een stuk broek van een agent naast de bruidssluier van koningin Alexandra – maar ook door te bewerkstelligen dat deze hele santenkraam uiteindelijk met één enkele draad en een grote steek aaneengeregen wordt.’
Virginia Woolf – Orlando, vert. Gerardine Franken
Goed. Eerst even rustig bijkomen misschien.
Wanneer ik deze blogposts op mijn site zet, zie ik door een plugin altijd een rood, oranje of groen seintje over de ‘leesbaarheid’ van het bericht. Zodra er te veel lange zinnen in zitten, springt dat seintje op rood. Daar probeer ik me dan niet veel van aan te trekken, maar het valt toch elke keer weer op. Dit keer wordt het rood. Niks aan te doen.
Deze zin van Virginia Woolf uit Orlando is in het Engels liefst 194 woorden. Zelfs voor Woolf, die niet vies is van een flinke zin op z’n tijd, is dit aan de lange kant.
Wapperend ondergoed
Orlando, de hoofdpersoon, is een edelman getroffen door een grote liefde voor literatuur. Hier heeft hij ’s avonds laat zitten lezen in het werk van Thomas Browne. Hij staat op het punt zelf iets te schrijven, maar hij aarzelt. En dan voegt Woolf deze bespiegeling in, die qua stijl lijkt op de lange, rijke en eigenaardige zinnen van Browne.
Om hem te snappen, moeten we even kijken naar het vervolg. Daarin schetst Woolf de werking van de herinnering. Als we aan een tafel gaan zitten en de inktpot naar ons toe trekken, kunnen er onverwacht duizenden verschillende fragmenten in ons opkomen die door onze herinnering losjes met elkaar worden verbonden – als een waslijn vol ondergoed dat in een flinke rukwind hangt te wapperen aan de lijn, schrijft Woolf prachtig. (‘En zo verging het ook Orlando, toen hij zijn pen in de inkt doopte…’)
De kern van onze zin werkt daarnaar toe. Maar niet zonder een paar omwegen. Je zou kunnen zeggen dat onze zin zelf ook een waslijn is met allerlei fragmenten die hangen te wapperen.
Regenboog en graniet
Er zijn in elk geval drie grote delen. Samen geven ze een beeld van hoe dat volgens Woolf gaat, herinneren en schrijven. Elk deel begint met ‘nature, who’. Dat is al opvallend, want ‘who’ in plaats van ‘that’ suggereert een soort persoon.
Het eerste deel van de zin gaat over de aard van de mens. We zijn klei en diamant, regenboog en graniet. Dat lijken me (mooie) metaforen voor lichaam en geest: de tegenstelling klei-diamant is kneedbaar, dof, goedkoop tegenover hard, stralend, kostbaar; en regenboog-graniet is ontastbaar, kleurrijk, hemels tegenover hard, grijzig, aards.
Het idee dat we niet samenvallen met ons lichaam (zoals een dichter er soms uitziet als een slager en andersom) staat centraal in de hele roman. Orlando verandert op een gegeven moment zelfs van een man in een vrouw – zonder dat zijn/haar persoonlijkheid daar veel door verandert, volgens de verteller.
Wegdromen op zee
Het tweede deel begint met de stelling dat we in het leven bijna nooit weten wat er komen gaat. Er zijn behoorlijk wat raadselachtige en verwarrende gebeurtenissen – muddle en mystery, dat allitereert mooi in het Engels. We weten niet eens waarom we de trap op of af gaan. Of nou ja, ‘we’, lees: ‘ik’. Want door die datum er tussen haakjes bij te zetten, valt de verteller hier wel heel erg samen met Woolf zelf. Een knipoogje van Woolf.
Dan, na die droge datum en het prozaïsche traplopen, stuift ze weg in een enorm potsierlijke beeldspraak. Na ‘an unknown sea’ zou je al kunnen stoppen, dan is het beeld nog steeds een cliché maar al wel duidelijk. (Varen als metafoor voor het leven: waar hebben we dat eerder gezien?) Maar dan komt er nog die klungelige uitwijding over matrozen en profeten. De vertaler maakt er zelfs pardoes een nieuwe zin van, getuige de hoofdletter w van ‘Waarop’.
Toch is dit stukje goed. Want de zin gaat juist over mijmeren, wegdromen en zulke beelden die uit de lucht komt vallen. Dat we allemaal de kapitein zijn van een schip dat vaart op onbekende wateren, dat verwacht je. Maar hupsakee, Woolf droomt vrolijk nog een eindje weg en laat het nog op papier staan ook. Dát verwacht je niet.
Een broek en een bruidsjurk
Woolf doet dit welbewust, dat blijkt wel uit het begin van het derde stuk. Soms zit je ineens met een onhandzaam lange zin. Weer een knipoogje van Woolf. Het gaat haar om de perhaps unwieldy length of this sentence – dus echt om de lengte van de zin en niet om, zoals de vertaler denkt, de lengte plús eventuele onhandzaamheid van de zin.
Dit knipoogje is grappiger dan het vorige knipoogje, want hij getuigt van zelfspot. Het eerste knipoogje zei zoiets als: ‘kijk, lezer, u leest hier een verhaal, maar u weet toch wel dat ik dat nu zit te schrijven, namelijk op 1 november 1927’. Dit tweede knipoogje zegt, denk ik: ‘lezer, u vindt deze zin veel te lang, dat is hij ook, maar lees toch na deze korte adempauze nog even door’.
De onvoorspelbaarheid van wat we schrijven wordt nog eens vergroot doordat onze herinnering een allegaartje van allerlei indrukken is. Van een simpele broek tot de bruidssluier van koningin Alexandra. De jurk waar die sluier bij hoort, heeft zowaar een eigen pagina op Wikipedia. Het was de eerste bruidsjurk van een Britse royal die werd gefotografeerd. En inderdaad, een groter contrast met de doorsnee broek is haast ondenkbaar.
Niet alleen zijn er veel verschillende beelden van heel verschillend allooi in ons hoofd, maar al die ‘restjes en rommeltjes’ in de ‘volmaakte voddenzak’ van onze geest worden tot slot losjes aaneengeregen – en wel door onze herinnering, weten we uit de vervolgzinnen.
De kern
Nu we de zin helemaal hebben doorgelopen: wat is eigenlijk de kern? Als we ouderwets zoeken naar onderwerp, persoonsvorm en lijdend voorwerp, dan zien we dat de terugkerende toevoeging ‘, who’ na ‘nature’ de zin helemaal verandert. Haal dat weg en je kunt de zin zo in drie lopende volzinnen opknippen. Maar dat doet Woolf niet. Dus komen we denk ik op: Nature has further complicated her task. En misschien wil je daar ‘and added to our confusion’ bij pakken, want welk werkwoord is hier het belangrijkst?
Kortom, schrijven is ingewikkeld en verwarrend door de aard van de mens, de algemene onvoorspelbaarheid van ons doen en laten, en doordat al die beelden in ons hoofd zo verschillen en slechts losjes samenhangen. Maar als je het zo opschrijft, vergeet je het waarschijnlijk snel weer. Terwijl die regenboog, slagers, knipoogjes, matrozen, profeten en bruidssluier… En dat allemaal in één enorme zin…
• Orlando – Virginia Woolf, integrale tekst op Project Gutenberg.
• Orlando – Virginia Woolf, vertaling Gerardine Franken, Uitgeverij Orlando, 2019.
• Bruidsjurk van Queen Alexandra op Wikipedia.