
We gaan op zinnenjacht!
Zoals vogelaars met hun vogelgidsen het veld in trekken en daar aantekeningen maken over de vogels die ze zien, zo kun je ook naar kijken naar zinnen. Afgelopen weekend stuitte ik op die mooie metafoor. Hij komt uit het artikel ‘Field Notes of a Sentence Watcher’ van Richard Hughes Gibson, die een paar boeken over zinnen (‘vogelgidsen’) en vier van zijn favoriete zinnen (‘vogels’) bespreekt.
De vogelaarmetafoor heeft Gibson op zijn beurt opgevist uit een boek van Stanley Fish, die schrijft: ‘Some people are bird watchers, others are celebrity watchers; still others are flora and fauna watchers. I belong to the tribe of sentence watchers.’
Maar hoe doe je dat nu zelf, zinnenspotten?
Nou, je kunt dus je voordeel doen met gidsen. Stijlgidsen bijvoorbeeld, die laten zien waaruit een mooie zin bestaat, hoe je mooie zinnen schrijft en voorschrijven welke regels je kunt volgen – en breken natuurlijk.
Of kijk naar andermans aantekeningen. Suppose a Sentence van Brian Dillon vind ik daar een inspirerend voorbeeld van. Dillon verzamelde 25 jaar lang de mooie zinnen die hij tegenkwam. Hij schreef ze over in A5-notitieboekjes en selecteerde 27 Engelse zinnen (onder meer van Shakespeare, John Donne, Virginia Woolf en Anne Carson) die hij als startpunt nam voor persoonlijke observaties over de inhoud, vorm, context en de relaties daartussen.
Maar een echte vogelspotter blijft natuurlijk niet alleen maar bladeren in gidsen voor de beschrijvingen en illustraties. Nee, je moet dus zelf het veld in en je eigen veldnotities maken. Doe je dat, dan zul je de zinnen die je ‘in het wild’ tegenkomt meer waarderen en hun schoonheid zal nog meer opvallen.
‘Transcribing an excellent sentence into a commonplace book (paper or digital) along with some notes on its surroundings and anatomy will sharpen your awareness of its virtues’, schrijft Gibson.
Op zinnenjacht
Dat voorbeeld ga ik hier volgen. Als redacteur en vertaler lees ik dagelijks honderden zinnen. Sommige daarvan verdienen meer aandacht dan ze krijgen. Hier dus een goedmakertje. Subjectief geselecteerd, amateuristisch geanalyseerd, onregelmatig gepresenteerd. Ik zeg het er maar vast bij, ik dek mij vast in.
Wat is de mooiste, opvallendste of bijzonderste zin die jij deze week hebt gevangen? Laat van je horen via Twitter of het contactformulier. Volg hier mijn bevindingen. Hierbij verklaar ik het jachtseizoen voor geopend!
We gaan op zinnenjacht,
We gaan een hele grote vangen.
Wat een prachtige dag!
Wij zijn niet bang.
• ‘Field Notes of a Sentence Watcher’, Richard Hughes Gibson in The Hedgehog Review.
• Suppose a Sentence – Brian Dillon, Fitzcarraldo Editions, 2020.
• We gaan op berenjacht – Michael Rosen, vertaald door (ontdekte ik nu pas) de bekende vertaler Ernst van Altena.
• Afbeelding: ‘Der Bücherwurm’ – Carl Schleicher
Lees ook:
- John Ruskin: hoe moet je naar de lucht kijken?Het mooist aan de stijl van deze Ruskin vind ik dat hij heel precies, specifiek en goed onderbouwd kritiek levert én een hoop bombarie maakt met retorische middelen.
- Hrabal: hoe schrijf je een liefdevol portret van je moeder?Hrabal schreef een liefdevol portret van zijn moeder, en van zichzelf. Wat maakt zijn schrijfstijl zo bijzonder? Is Hrabal een Chagall in proza?
- Milde kaas van ElsschotElsschot schreef met ‘Kaas’ een verhaal dat op zich niet vrolijk is. Toch is het een grappig, opgewekt boek en dat zit ’m vooral in de stijl.
- Wat Cézanne een schrijver leren kanCézanne inspireerde Hemingway maar ook Rilke, terwijl die twee toch enorm verschillen qua stijl. Wat pikte Rilke op van Cézanne?
- Martin Amis: wat is er mis met clichés?Clichés moet je vermijden, want het zijn ‘dode woorden’, zei Martin Amis. Het zijn kuddewoorden en die leiden tot kuddegedachtes.