Stendhal en de windharp van de stijl
Op zo’n driekwart van de roman Het rood en het zwart van Stendhal leest hoofdpersoon Julien Sorel een zin die zo saai is dat hij in slaap valt. Dat moet dus wel een uitzonderlijk saaie zin zijn. Hoe kan een zin nou zo saai zijn dat je ervan in slaap valt?
Julien leest de zin wanneer hij een brief aan het overschrijven is. Hij is van plan om freule Mathilde, dochter van een machtige markies – zijn beschermheer – te verleiden. Van een vriend, een Russische graaf, heeft hij daarvoor advies gekregen: schrijf de 53 liefdesbrieven die ik je geef over en stuur ze op gezette tijden naar mevrouw de Fervaques, een vriendin van freule Mathilde, want dat zal Mathilde gek maken van jaloezie. Zo win je in 1830 het hart van een jonkvrouw.
Liefdesbrieven?
De brieven, zo valt Julien al gauw op, zijn dan wel bedoeld als liefdesbrieven, maar lijken in feite meer op abstracte bespiegelingen op deugdzaamheid. En de brieven die hij terugkrijgt van mevrouw de Fervaques (die hij aanvankelijk ongeopend in een la stopt) blijken geschreven te zijn in precies dezelfde gezwollen stijl. We lezen:
‘[Julien] zocht ze op; ze waren inderdaad bijna net zo ondoorgrondelijk als de brieven van de jonge Russische edelman: in hun verregaande vaagheid viel er alles en niets uit op te maken. Dit is de windharp van de stijl, dacht Julien. Het enige reële dat spreekt uit al die hoogdravende gedachten over het niet, de dood, de oneindigheid, enz., is de ontzettende angst om belachelijk te zijn.
Deze monoloog, die wij hier verkort weergeven, werd twee weken achtereen herhaald. In slaap vallen bij het overschrijven van een soort commentaar op de Apocalyps, de volgende ochtend met een melancholiek gezicht een brief wegbrengen, het paard weer op stal zetten in de hoop Mathildes japon te zien, werken, ’s avonds naar de opera gaan als mevrouw de Fervaques niet naar huize de La Mole kwam, dat waren de eentonige gebeurtenissen in Juliens leven.’
vert. Hans van Pinxteren
Mooi is dat: de ‘windharp van de stijl’. Je hoort wel wat, maar er zit niks achter, behalve wind.
Als we daar een specifieke zin bij willen hebben, biedt de passage een paar handvaten. We zoeken een zin die hoogdravend is en over het niet, de dood of oneindigheid gaat, zoals ze kennelijk in commentaren op de Apocalyps voorkomen.
Bliksems en donders
De Apocalyps, oftewel de Openbaring van Johannes, is het laatste boek van het Nieuwe Testament. Een knotsgek en fascinerend boek vol bizarre beelden, wat mij betreft.
Een greep uit die beelden: Jezus verschijnt met vlammende ogen; er is een lam met zeven horens en zeven ogen; we zien engelen en ruiters; er zijn heel veel bliksems, donders en aardbevingen; we zien een zwarte zon en een bloedrode maan; uit een rookpluim komen sprinkhanen naar beneden vallen die lijken op paarden met leeuwentanden en een staart met de angel van een schorpioen; er is een grote rode vuurdraak met zeven koppen en tien horens, met op elke kop een kroon; en aan het eind zien we een nieuwe hemel, een nieuwe aarde en het nieuwe Jeruzalem. Fantastisch.
Maar je vraagt je wel af: waar gaat dit over? Wat betekent dit alles? Over die vragen hebben de geleerden en gelovigen zich eeuwenlang gebogen, wat resulteerde in een bibliotheek aan commentaren.
En je vraagt je trouwens ook af: als je over een zwarte zon en een vuurdraak kunt schrijven, hoe krijg je het dan toch voor elkaar om een slaapverwekkende zin te produceren?
Bombast van Bossuet
Laten we eens kijken. Nog redelijk aan het begin van Het rood en het zwart doet pater Pirard, de leermeester van Julien, een goed woordje voor hem bij de machtige markies: ‘ik heb hem wat theologie bijgebracht, de oude en degelijke van Bossuet, Arnauld, Fleury.’
Die eerste theoloog, Jacques-Bénigne Bossuet, was een zeventiende-eeuwse Franse bisschop, die bekendstond en geprezen werd om zijn schrijfstijl. Helemaal aan het eind van Het rood en het zwart duikt zijn naam weer op. Julien is dan verwikkeld in een rechtszaak van levensbelang als zijn advocaat hem dit zegt: ‘Al deze aan Bossuet ontleende bombast die hij tegen u heeft uitgekraamd, werkt in uw voordeel.’
Stendhal is dus geen fan van Bossuets stijl. We zijn op de goede weg. En schreef Bossuet een commentaar op de Apocalyps? Jazeker: in 1689 verscheen zijn L’Apocalypse avec une Explication.
Droogte
Nu nog een hoogdravende zin zien te vinden. Dat is in dit geval niet zo moeilijk, aangezien Stendhal beweerde dat hij elke dag even las in de Code civil, het burgerlijk wetboek van Napoleon, om maar een droge, zakelijke schrijfstijl te behouden. Dan is iets al snel hoogdravend natuurlijk.
‘Ik doe alles wat maar mogelijk is om droog te zijn (…) Ik ben altijd bang dat ik enkel een zucht heb neergeschreven, terwijl ik dacht een waarheid te noteren’, schreef Stendhal. Zo droog vind ik hem trouwens niet, want er zit een flinke scheut ironie in zijn stijl. Maar met de bombast valt het inderdaad mee. Het rood en het zwart leest niet alsof het is geschreven in de geëxalteerde, aanstellerige stijl van een van de edele salongangers die erin voorkomen.
Bij Bossuet zoeken op néant (bij Stendhal vertaald als ‘het niet’, maar bij Bossuet als ‘nietigheid’) levert meteen een zin op die Stendhal waarschijnlijk slaapverwekkend zou hebben gevonden. Ik heb geen moderne vertaling van Bossuets commentaar op de Apocalyps gevonden, maar wel een vertaling uit 1748 door ‘een roomsch priester’. Het oude Nederlands maakt de zin nog hoogdravender, mogelijk dus ook slaapverwekkender. Stel je voor dat je 53 brieven in deze stijl moet overschrijven…
De zin gaat over gelovigen en heiligen die naar het voorbeeld van Christus leven en wat dit Bijbelboek voor hen te betekenen heeft. Hier komt-ie. Welterusten!
Wat hebben zy van ’t Ryk der boosheit en der weereld niet al te lyden? om hen dan te troosten, doet Godt ’er hen de nietigheit van zien; hij doet hen, zeg ik, de bedrieglykheden der weereld zien, haare bedorventheit, haare ellenden, schuilende onder een broosche schaduwe van geluk; hy vertoont hen haar schyn-schoon van eenen dag, haare pragt, die als een droom verdwynt, en ten laatsten haaren afgrysselyken val en haare verschrikkelyke vernieling.
• Het rood en het zwart – Stendhal, vert. Hans van Pinxteren, LJ Veen, 1989/2018.
• Le Rouge et le Noir – Stendhal, 1830, via Project Gutenberg.
• L’Apocalypse avec une explication – Jacques Bénigne Bossuet, 1689.
• D’Openbaaring van den H. Joannes, met een verklaaringe door den Heere Jakobus Benignus Bossuet, 1748, via KB / Google Books.
• Afbeelding: Slapende jongeman met open boek – onbekende schilder uit de kring van Rembrandt.
Lees ook:
‘Het hart van de gravin’: m’n eerdere post over Stendhals De kartuize van Parma