Hoe schrijf je met autoriteit
(een filosofisch onderzoek)?
Edmund Burke
The true standard of the arts is in every man’s power; and an easy observation of the most common, sometimes of the meanest things in nature, will give the truest lights, where the greatest sagacity and industry that slights such observation, must leave us in the dark, or what is worse, amuse and mislead us by false lights.
De ware maatstaf voor de kunsten ligt binnen ieders bereik. De eenvoudige waarneming van de meest alledaagse, soms volstrekt platvloerse dingen in de natuur levert het helderste inzicht, terwijl de grootste scherpzinnigheid en ijver die aan dit soort waarneming voorbijgaat ons in het duister laat, of erger, ons vermaakt en misleidt met verkeerde inzichten.
– Edmund Burke, vert. Wessel Krul
In de tweede helft van de achttiende eeuw ondernam de Ierse denker Edmund Burke een poging om een wonderlijke stelling te onderbouwen. Of beter gezegd: meerdere stellingen, die samen een esthetische theorie vormden, een theorie over onze waarnemingen, kunst en smaak. Het resultaat verscheen in 1757 onder de omschrijvende titel A Philosophical Enquiry into the Origin of our Ideas of the Sublime and Beautiful – in het Nederlands Een filosofisch onderzoek naar de oorsprong van onze denkbeelden over het sublieme en het schone.
Wat was daar zo wonderlijk aan? Burke betoogde dat smaak objectief vastgesteld kon worden. Met andere woorden, of iets mooi en goed is of lelijk en slecht hangt volgens hem niet af van persoonlijke voorkeuren.
Bij alle mensen over heel de wereld werken de zintuigen op dezelfde manier, stelde Burke vast. Kijken, ruiken, horen en voelen gaat bij ons allemaal hetzelfde. Tenzij je iets mankeert aan je zintuigen, maken dingen ook op gelijke wijze indruk op ons. Natuurlijk zijn er verschillen in smaak, maar die ontstaan door een verschil in kennis of door een bepaalde gewenning. Dat is, in een notendop, Burkes redenering.
Over de Enquiry
Nou, dat vind ik een enorm intrigerend idee, een objectieve maatstaf voor smaak. Stel je voor dat je alle discussies over smaak kunt beslechten en kunt vaststellen wat goed en niet goed is, wat mooi en lelijk is, smakelijk en vies, enzovoort.
Inhoudelijk houdt Burkes theorie geen stand. Maar zijn Enquiry is niettemin veel geprezen, vooral om de fantastische schrijfstijl. James Boulton schrijft in zijn inleiding dat Burkes ideeën niet eens spectaculair vernieuwend waren. Dat de Enquiry zo populair werd en dat nog steeds is, ligt volgens hem eerder aan Burkes krachtige en bondige schrijfstijl, en aan de goede voorbeelden die hij geeft.
Precies die twee dingen, zijn schrijfstijl en voorbeelden, maken Burke interessant voor onze zinnenjacht. Daarom wil ik eens een reeksje uitproberen: drie stukjes over Burkes Enquiry. In het eerste kijken we naar Burkes eigen stijl. Wat maakt die stijl nou zo goed? Waar zit ’m dat precies in? In het tweede en derde stukje bespreken we twee voorbeelden uit de Enquiry. Door Burkes ogen kijken we naar een paar opvallende zinnen.
Over Burkes stijl
Wat mij trof bij het herlezen van Burke is de zelfverzekerde toon die hij aanslaat. Dus om de vraag naar de kwaliteit van Burkes schrijfstijl nog iets te preciseren: hoe doet hij dat, schrijven met zoveel autoriteit?
Dit is natuurlijk een blog over zinnen en de zin die ik deze week heb uitgekozen, vat wel iets van de mooie schrijfstijl van Burke – daar kom ik zo op –, maar een deel van Burkes stijl toont zich op een ander niveau, namelijk in de algehele opzet en insteek van de Enquiry. Laten we daar dus eerst naar kijken, voor we ons richten op de zin.
Over orde en titels
Het eerste dat opvalt, is namelijk dat de Enquiry netjes is ingedeeld. De vijf delen zijn elk weer onderverdeeld in korte paragrafen, voorzien van een titel die – net als de titel van het geheel – behoorlijk omschrijvend is. Neem ‘Of the Sublime’, ‘Of Beauty’, ‘Of Pain and Pleasure’ en ‘Of the Difference Between Clearness and Obscurity with Regard to the Passions’.
Zulke titels zijn, zeker als het er veel na elkaar zijn, wel een tikje saai. Maar deze vorm is typerend voor die tijd. Ook teksten waardoor Burke inhoudelijk werd beïnvloed, als An Essay Concerning Human Understanding (1689) van John Locke, An Inquiry into the Original of Our Ideas of Beauty and Virtue (1726) van Francis Hutcheson en An Enquiry Concerning Human Understanding (1748) van David Hume, zijn opgebouwd uit hoofdstukjes die bijna allemaal beginnen met ‘Of…’. Zo deed men dat dus met een filosofisch traktaat.
Het lijkt misschien een trivialiteit, maar hierdoor krijg je van meet af aan de indruk dat je te maken hebt met een goed geordend geheel. Het heeft ook iets statigs. Alsof de auteur wil zeggen: ‘dit is wat ik voor gewichtigs te melden heb over x en y’. Die ordelijkheid en statigheid zijn denk ik het eerste element van Burkes gezaghebbende manier van schrijven.
Over grote woorden
Vaak is de x of y uit die titels een mooi, groot en aantrekkelijk begrip als schoonheid, het sublieme, verschrikking, pijn of genoegen. Zo onderscheidt en rangschikt Burke verschillende hartstochten. Hij schuwt er niet voor om bij sommige van die grote woorden te erkennen dat hij geen sluitende definitie kan geven. Meteen aan het begin stelt Burke bijvoorbeeld dat pijn en genoegen simpele ideeën zijn, die we niet kunnen definiëren.
Over ‘smaak’ schrijft hij:
Wanneer we een definitie opstellen, lopen we het gevaar dat we de verschijnselen van de natuur inperken binnen de grenzen van onze eigen begrippen, die we vaak aan het toeval te danken hebben, of in goed vertrouwen van anderen overnemen, of afleiden uit een beperkte en gedeeltelijke kennismaking met het object, dat zich aan ons voordoet, zonder onze ideeën zodanig te verruimen dat zij alles omvatten wat in de natuur voorkomt, in overeenstemming met de manier waarop zij zelf de dingen rangschikt.
Maar dat weerhoudt Burke er niet van om die ideeën te onderzoeken en er toch behoorlijk wat over te zeggen. Want hij is er precies op uit om de natuurlijke rangschikking en regels van onze hartstochten te ontdekken.
Wat ik hier ‘grote woorden’ noem, noemt Burke in het vijfde, laatste deel van zijn Enquiry (dat over woorden gaat) ‘samengestelde abstracte woorden’. Dat zijn de echt interessante woorden. Burke noemt zelf ‘deugd’, ‘vrijheid’ en ‘eer’ als voorbeelden. Het zijn woorden die niet direct een voorstelling in ons oproepen en die we in het alledaagse leven ook niet hoeven te ontleden om te begrijpen – maar in een Enquiry neem je daar natuurlijk juist de tijd voor.
Over inductie
In navolging van Bacon, Newton en Locke gaat Burke grotendeels inductief te werk. Dus heel kort samengevat: uit waarnemingen die hij doet, trekt hij algemene conclusies. Zo formuleert hij vele stelregels die hij toetst aan en onderbouwt met concrete voorbeelden. Dat doet Burke stapje voor stapje, zodat je als lezer kunt ‘meedenken’. Ook daaruit spreekt weer rust, controle en autoriteit. Burke leidt ons geduldig naar zijn conclusies.
Onze zin is zo’n conclusie. Hij komt uit het eind van het eerste deel van de Enquiry. Wat mij betreft is het een van de belangrijkste conclusies uit het boek. Of beter gezegd: het is een conclusie, gevolgd door het uitgangspunt van Burke.
Eerst het uitgangspunt van Burke. Uit onze zin spreekt het belang dat hij hechtte aan waarnemingen. Door simpele waarnemingen komen we tot ware inzichten; door alleen maar na te denken komen we tot verkeerde inzichten. Dat is in feite wat Burke zegt. Maar kijk eens hoe hij dat zegt! ‘Most common’, ‘meanest’, ‘truest’, ‘greatest’: dat zijn een boel superlatieven in zo’n klein stukje.
Mooi is de metafoor van licht en duister. Die gaat in de vertaling van Wessel Krul helaas verloren. Die metafoor van licht als kennis kom je ook bij bijvoorbeeld Francis Bacon voortdurend tegen. We hebben hier duidelijk te maken met Verlichtingsdenkers.
Bij deze grote uitspraak geeft Burke grappig genoeg net geen voorbeelden. Toegegeven, het is de conclusie van het eerste deel en eerder geeft hij wel voorbeelden van alledaagse waarnemingen. Maar wie heeft hij precies op het oog met degenen die voorbijgaan aan simpele waarnemingen? Scholastici die vertrouwden op alleen boekenwijsheid? Of toch iemand als Locke, die weliswaar inductief te werk ging, maar met wie Burke van mening verschilde over hoe genot precies werkt?
Hoe dan ook, Burke schroomt stellige conclusies niet en daarbij beroept hij zich, al dan niet met een voorbeeld, op zijn autoriteit.
Over de ware maatstaf
Nu de stellige stelling uit onze zin: ‘De ware maatstaf voor de kunsten ligt binnen ieders bereik’. Krul heeft er in zijn vertaling zelfs een aparte zin van gemaakt. Dat is niet zo gek, want ook Burke zelf wisselt lange zinnen met meerdere bijzinnen (zoals het citaat over smaak van zonet) geregeld af met bondige, puntige uitspraken. Dat is ook goed aan zijn schrijfstijl.
Deze stelling lijkt erg op een stelling uit de introductie getiteld ‘On Taste’, die hij aan een latere uitgave van de Enquiry toevoegde. Daarin schreef Burke: ‘it is probable that the standard both of reason and Taste is the same in all human creatures – [wij mogen] aannemen dat redelijkheid en smaak bij alle mensen aan dezelfde maatstaf voldoen.’ Dat is een stelling die je strikt genomen niet alleen op basis van waarnemingen kunt bekrachtigen of ontkrachten. Je kunt om praktische redenen nou eenmaal niet álle mensen onderzoeken. Maar de redenering die eraan ten grondslag ligt, heb ik aan het begin al geschetst: onze zintuigen werken op gelijke wijze, en dingen maken op eenzelfde manier indruk op ons.
Over smaak
Met zo’n vaste standaard zou je dus smaakgerelateerde discussies kunnen beslechten. Maar er is nog een reden dat dit idee van Burke charmant is. Die heeft te maken met de tijd waarin Burke schreef en de bijbehorende sociaal-maatschappelijke omstandigheden.
Krul maakt daar in zijn inleiding een boeiende opmerking over. Volgens hem was Engeland in de achttiende eeuw door kolonialisme in rap tempo een wereldmacht geworden. De bestaande Britse elite kreeg te maken met een groeiende groep nieuwe rijken. Zo kwam het dat voorschriften voor bijvoorbeeld correcte omgangsvormen plots extra belangrijk werden en dat ook het begrip ‘smaak’ in de filosofie een populair thema werd.
Maar Burke is een echte Verlichtingsdenker die, zoals we zagen, ervan uitgaat dat de rede en ook smaak bij alle mensen op eenzelfde manier werkt. Hij schrijft er zelf in de Enquiry niets over – het is ook een filosofisch onderzoek, geen politiek onderzoek – maar toch: dan moet dit niet alleen gelden voor de heren uit de deftige kringen van Burke, maar ook voor iedereen in lagere klassen. Je zou zeggen dat iedereen met goed werkende ogen in beginsel in staat moet zijn het schone en het sublieme te ervaren.
Over gewichtig schrijven
Dus wat kunnen we van Burke leren over gewichtig en met autoriteit schrijven? Deel je tekst netjes in en geef de paragrafen kopjes die beloven dat je wat zinnigs te melden hebt. Schuw niet om grote woorden te gebruiken, ook niet als je ze niet precies kunt definiëren, maar onderzoek ze wel en geef ze zo nodig een eigen invulling. Wissel lange zinnen af met korte, bondige uitspraken. Gebruik superlatieven en metaforen om je woorden kracht bij te zetten. En ten slotte, vertrouw op je eigen waarnemingen, trek er stellige conclusies uit en schrijf je redeneringen zo op dat iedereen ze kan volgen en beoordelen.
• A Philosophical Enquiry into the Origin of our Ideas of the Sublime and Beautiful – Edmund Burke, Oxford University Press, 1990/2008.
• A Philosophical Enquiry into the Sublime and Beautiful – Edmund Burke, redactie en inleiding door James T. Boulton, Routledge Classics, 2009.
• Een filosofisch onderzoek naar de oorsprong van onze denkbeelden over het sublieme en het schone – Edmund Burke, vertaald door Wessel Krul, Historische Uitgeverij, 2004/2018.
• Afbeelding: Edmund Burke geportretteerd door James Barry.