Martin Amis: wat is er mis met clichés?
They’re herd words and what cliche is, is herd writing, herd thinking and herd feeling.
Het zijn kuddewoorden en een cliché is kuddeschrijven, kuddedenken en kuddevoelen.
– Martin Amis (eigen vertaling)
Het gebeurt niet zo vaak dat er een berichtje viral gaat met opmerkingen over stijl – en dan bedoel ik literaire stijl, niet kledingstijl. Deze week was het zover. Daar was dan wel het overlijden van een beroemde schrijver voor nodig, namelijk Martin Amis, maar toch.
Wat rondging was een filmclipje uit een (in mijn ogen) ongemakkelijk interview met Amis door Charlie Rose uit 2007. Een nors kijkende Amis zit in een eindeloos zwarte leegte onder de warme studiolampen in een leren jasje (verklaart misschien het ongemak) en kijkt zijn interviewer (diens seksueel wangedrag nog niet publiek bekend) nauwelijks aan. Wat Amis zegt over schrijfstijl is niettemin waardevol.
Oorlog tegen clichés
Het begint met een fijne constatering van Amis: ‘Literature is a war against cliches’, literatuur is een oorlog tegen clichés. Fijn, want ‘een oorlog tegen…’ is zelf een enorm cliché. Amis (die dat zelf heus weet, kom op!) zegt het met een strak gezicht en begint te vertellen wat er eigenlijk mis is met clichés en modewoorden. Ergerlijk in zijn tijd vindt hij: ‘Seen it, done it’, ‘got the t-shirt’, ‘he went ballistic’ en ‘I don’t think so’. Ja… lelijk!
Zulke clichés moet je zoveel mogelijk vermijden, want het zijn ‘dode woorden’, zegt Amis. Het zijn herd words: ‘kuddewoorden’, zoals je ook van ‘kuddegedrag’ kunt spreken, dus woorden waar je niet echt meer over nadenkt maar die je gedachteloos napraat van anderen. En die leiden weer tot ‘kuddegedachtes’ en ‘kuddegevoelens’.
‘The War Against Cliches’ was overigens ook de titel die Amis gaf aan zijn mooie, beknopte bespreking van Ulysses van Joyce. In die bespreking schrijft Amis dat Ulysses barst van de clichés en dode taal, en dat het boek grotendeels draait om het bespotten van clichés.
Stervende metaforen
Die kwalificatie van ‘dode woorden’ deed me denken aan Orwells schrijftips. In een essay van hem dat ik vertaalde, Politiek en de Engelse taal, laakt Orwell de wat hij noemt ‘stervende metafoor’.
Je hebt dode metaforen, waarbij niemand meer denkt aan de oorsprong ervan. Orwell geeft zelf maar één voorbeeld, namelijk ‘ijzeren wet’. Ergens anders las ik als voorbeeld het woord ‘deadline’: daarbij denken we niet meer aan de oorspronkelijke betekenis (de krijtlijn in een gevangenis uit de Amerikaanse Burgeroorlog). Zulke zegswijzen kun je gerust gebruiken zonder dat dat afdoet aan de kracht van je proza.
En je hebt stervende metaforen, die nog wel herkenbaar zijn als beeldspraak maar zo vaak gebruikt worden dat ze aan kracht verliezen. Orwell denkt dan aan: de handschoen opnemen, een lijn trekken, iets in de wind slaan, schouder aan schouder staan met, iemand in de kaart spelen. Zo hoor ik Nederlandse politici de laatste tijd opvallend vaak praten over ‘geitenpaadjes’.
Het is soms lastig te bepalen of een metafoor stervend is of niet. Als ‘ijzeren wet’ dood is, hoe zit het dan bijvoorbeeld met een ‘wet van Meden en Perzen’? Dat moet je denk ik zelf aanvoelen en het oordeel zal afhangen van de context en tijd.
Waar het Orwell en Amis om gaat is dat je nadenkt over wat je zegt en schrijft. Want als je zomaar anderen napraat, is de kans groot dat je bevooroordeeld bent en dat anderen je gedachten bepalen, wat allerlei onwenselijke persoonlijke en maatschappelijke gevolgen heeft – zoals Orwell laat zien, bijvoorbeeld in Nineteen Eighty-Four.
Stijltips
Goed, clichés vermijden: dat kunnen we Amis en Orwell gemakkelijk napraten. Maar hoe moet het dan wel?
Ten eerste is Amis’ uitgangspunt is dat je trouw moet zijn aan je bemerkingen en die zo getrouw mogelijk moet proberen over te dragen in taal met eigen, frisse en sprankelende uitdrukkingen.
Amis raadt, ten tweede, aan om zinnen uit te proberen in je hoofd. Niet precies dezelfde zin, maar steeds een beetje anders, tot hij goed klinkt, tot hij welluidend is – euphony is een favoriet woord van Amis. Hij geeft toe dat er geen objectief criterium vast te stellen is voor wanneer een zin goed klinkt en hij wijst erop dat je soms in plaats van een welluidende zin juist een hoekige, harde zin nodig hebt.
Ten derde, en dan gaat het echt om concrete details, raadt Amis in een ander interview aan om in een zin geen voorvoegsels en achtervoegsels te herhalen. Dus in het Engels:
‘If you’ve got a confound, you can’t have a conform; if you’ve got invitation, you can’t have execution. You can’t repeat an -ing or a -ness. All that has to be one per sentence. And, I think the prose will give a sort of pleasure without you being able to tell why.’
Amis houdt zich bij het geven van zijn stijltips niet aan deze regel. Herd writing, herd thinking and herd feeling: als dat geen herhaling is… Ik zou zeggen: in beginsel een goede regel, maar niet hanteren als ijzeren wet.
• Interview met Amis door Charlie Rose, 2007.
• How to write a great sentence, interview op Chicago Humanities Festival, 2014.
• The War Against Cliche – Martin Amis, Vintage, 2001.
• ‘Politiek en de Engelse taal’ in Tegen totalitarisme, vertaling Thomas Heij, ISVW Uitgevers, 2021.
• De rimpel van de tijd (The Rub of Time) – Martin Amis, vertaling Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre, Atlas Contact, 2018.