Lachen met Reve
‘Zijn vader mengde de sla door persen met de vork met de aardappelen en moeste alles met de uien samen.’
Gerard Reve
Het moest er toch maar eens van komen. Dit jaar zag ik precies op tijd dat De avonden van Gerard Reve op 22 december begint en dat is het startschot voor veel mensen om het boek nog eens te lezen. Elke dag een hoofdstuk. Na een paar dagen lezen, had ik de hoop op een spannend avontuur wel opgegeven. Dat is ook niet de insteek van het boek. Wist ik eigenlijk wel.
Reve zei zelf ooit:
‘Het is de verveling en eentonigheid zo ingedeeld dat die verveling zelf zich niet alleen van de lezer meester maakt, maar ook een soort spanning oproept van “wat gaat er nou gebeuren?”, en er is toch wel een bepaalde ontwikkeling, een psychische ontwikkeling.’
Toch zijn de hoofdstukken net behapbaar genoeg om steeds weer een dagje door te lezen.
Maar ik begon me wel af te vragen wat er nou precies zo goed is aan de stijl van het boek. Dus los van de insteek, sfeer, herkenbaarheid, etc. Kenners noemen latere boeken van Reve (met name Nader tot U) nog beter geschreven, maar De avonden was Reves doorbraak en ook dit boek wordt geprezen om de stijl. Wat maakt die zinnen van Reve dan zo goed?
Sobere techniek
Op het eerste gezicht zijn het namelijk vooral heel saaie, droge zinnen. Beschrijvend, doorgaans kort, geen opvallende beeldspraken, geen al te gekke woorden. Hoogstens hier en daar wat afwijkende spelling, zoals ‘bioskoop’, ‘intellektueel’, ‘Kastrikum’, ‘snachts’ en ‘bizonder’. Maar ‘bizonder’ gebruikte bijvoorbeeld Nescio ook, dus dat is niet typisch Reve.
Reve zelf omschreef zijn stijl als een ‘heel sobere techniek’. Ook Simon Vestdijk (die zelf vaak in een haast tegenovergestelde stijl schreef) omschreef zo de stijl van De avonden:
‘Sobere stijl, zin voor détaillerende karakteristiek, reële en welverzorgde dialoog […] zouden niet voldoende zijn deze roman de renommée te verschaffen, die hij reeds in kleine kring verwierf.’
Vestdijk prees het boek vooral om het slot en de bevrijdende humor:
‘Twee elementen zijn het, die Van het Reve glansrijk hebben behoed voor een afglijden in grauwe alledaagsheid: zijn bevrijdende humor, die, van een zeer persoonlijk cachet, vooral op de lange baan werkzaam is (de eindeloos herhaalde gesprekken over kaalhoofdigheid b.v., maar er zouden fijnere voorbeelden te geven zijn), en de religieuze apotheose aan het slot’
Mompelen in hoog register
Naast de grapjes – niet alleen over kaalhoofdigheid, maar ook meer morbide anekdotes over kinderen die op gruwelijke wijze aan hun einde komen die Frits vertelt onder het motto ‘lekker zielig’ – zit er nog een andere vorm van humor in De avonden. En die heeft dan weer te maken met de schrijfstijl.
Hoofdpersoon Frits Egters voorziet zijn eigen observaties van commentaar. Soms in gedachte, soms hardop, vaak mompelend. Soms als een weerbericht, soms een zelfbedacht quasi-filosofisch aforisme, vaak iets uit de Bijbel of wat daar op lijkt. Dat commentaar komt dan in een hoog register, in gezwollen taal, bombastisch. Het contrast met de sobere, zakelijke beschrijvingen van de meest onbenullige gebeurtenissen is geestig.
Vaders praktijken
Neem een van de beschrijvingen van het avondeten met zijn ouders. Frits woont nog bij zijn ouders in huis en ergert zich voortdurend aan hen. Aan grotere dingen (de ruzies die ze hebben) maar ook aan kleine maniertjes (slurpen bij het drinken, smakken bij het eten). Bij een van die maaltijden lezen we dit:
‘Zijn vader mengde de sla door persen met de vork met de aardappelen en moeste alles met de uien samen. “God, almachtige, zie onze daden en beproevingen,” zei Frits bij zichzelf, naar de hand kijkend, die de vork gestaag op en neer bewoog.’
Prozaïsch en dan bombastisch.
Die eerste zin lijkt zelfs een beetje extra klungelig geformuleerd. Er staat bijvoorbeeld niet ‘Vader prakte de sla, aardappels en uien’, wat in feite op hetzelfde neerkomt. Reve kiest voor ‘persen met de vork’ – dan krijg je dus drie keer ‘met de’ – en hij kiest voor ‘moesen’, wat ook een beetje vies klinkt. (Volgens Van Dale is het trouwens ‘moezen: tot moes maken, prakken, iets door elkaar moezen’.)
Eigenlijk niet heel gek, aardappels met uien mengen. (Ik zou persoonlijk die sla erbuiten houden.) Alleen als je het zo opschrijft, voel je iets van de walging van Frits. Toch is de beschrijving nog best zakelijk: er staat niet bijvoorbeeld ‘luid smakkend plette vader met zijn vettige vork de lauwwarme aardappels en aangebrande uien tot een viesbruine, weerzinwekkende drek’.
Maar al het zakelijke verdwijnt in de tweede zin. Een plechtig aanroepen van de almachtige God. Wie haalt het nou in z’n hoofd om het over ‘onze daden en beproevingen’ te hebben als iemand gewoon zijn aardappels zit te prakken? Een absurde uitspraak, een botsing van registers, een grappig contrast.
Bevrijding?
Frits neemt het vervolgens op voor zijn moeder, die de maaltijd heeft bereid. Tevergeefs, want zijn dovige vader verstaat het niet. Er zit dus weldegelijk betekenis in deze op het oog onbeduidende scène (nog even los van alle associaties en symboliek bij ‘vader’ en ‘God’).
Die gezwollen taal heeft dus iets grappigs, maar ook iets heel treurigs. Als een situatie Frits te veel wordt, grijpt hij erop terug. In dit geval lijkt het een enorme overdrijving van de afkeer die hij voor (de praktijken van) zijn vader voelt. Zo gaat het steeds met de humor in De avonden. Er valt wel wat te lachen, maar luchtig is het niet. Ik vraag me af hoe bevrijdend dat is.
• De avonden. Een winterverhaal – Gerard Reve, De Bezige Bij 1947/2004.
• Gerard Reve leest De avonden, mp3 via Internet Archive.
• Interview met Reve, ‘De Creatie’, RVU, 20 december 1988.
• Vestdijk over Gerard Reve.
• Afbeelding: uit De avonden, verfilming Rudolf van den Berg, 1989.