De intieme zinnen van een breekbaar genie:
Ludwig Wittgenstein
Es gibt Menschen die zu schwach zum Brechen sind. Zu denen gehöre auch ich.
Je hebt mensen die te zwak zijn om te breken. Tot die mensen behoor ik ook.
Ludwig Wittgenstein, vert. Wilfred Oranje
Als ik aan Wittgenstein denk, moet ik altijd een beetje grinniken. Ergens in mijn tienerjaren vertelde mijn moeder me over een boek dat zó moeilijk was dat bijna niemand het begreep: de Tractatus logico-philosophicus van Ludwig Wittgenstein. Dat wou ik wel eens lezen. Kijken of ik het zou begrijpen. Ik moet bekennen: dat selecte groepje van mensen die de Tractatus volledig begrepen, ze hoefden geen rode loper of trompetten te pakken, want er was niet gelijk reden om mij met open armen in hun schare te ontvangen…
Los van alle voor mij onbegrijpelijk logische symbolen en toespelingen op Frege en Russell, was er nog iets wat me afschrikte in Wittgensteins Tractatus. Dat was de vorm van de tekst. Het was geen verhaal, dialoog of lezing, maar een verzameling genummerde stellingen. Dat stond me toen tegen. Het had iets kils. En die strenge kop van Wittgenstein, met die altijd wat bozige blik, bevestigde dat.
Maar één bladzijde van de dagboeken van Wittgenstein zet het beeld van een kille, starre logicus volledig op z’n kop.
Denkbewegingen
Onlangs las ik Denkbewegingen, Wittgensteins dagboeken uit 1930-32 en 1936-37, in vertaling van Wilfred Oranje. Op de achterflap wordt het boek zo aangeprezen: ‘In prachtige taal legt hij in deze dagboeken de diepte van zijn denken bloot.’ Dat vind ik al intrigerend. Want hoe bepaal je de diepte van je denken? Wanneer is een gedachte dan precies diep?
Maar het eerste dat opvalt als je deze notities leest – want een dagboek is het eigenlijk niet, het is een verzameling aantekeningen; soms schreef Wittgenstein een paar regels, dan weer een tijdje helemaal niks – is hoe enorm persoonlijk deze opmerkingen zijn. En hoe enorm slecht Wittgenstein zich voelde toen hij ze opschreef.
Wittgensteins aantekeningen beginnen op 26 april 1930 als volgt:
‘Zonder een beetje durf kun je niet eens iets verstandigs over jezelf schrijven.
Ik geloof soms dat ik lijd onder een soort geestelijke verstopping. Of is dat maar inbeelding, zoals wanneer je het gevoel hebt dat je moet braken terwijl er in feite niets meer in je maag zit?
Ik ben zeer vaak of bijna altijd doodsbang.
Mijn hersenen zijn zeer prikkelbaar.’
Dat greep mij meteen bij de strot.
Wittgenstein schreef dit in principe voor zichzelf. In andere dagboeken van hem, die eerder werden gepubliceerd, schreef Wittgenstein geregeld in een soort geheimschrift om zijn gedachtes te verbergen. Hier niet, maar waarschijnlijk had hij zelf evengoed niet gewild en verwacht dat iemand anders dit zou lezen. Misschien dat hij daarom zo direct en eerlijk durfde te schrijven.
Het aangrijpende zit ’m in eerste plaats in de treurige, persoonlijke boodschap, maar ook in de simpele bewoording. Hier geen genummerde stellingen, hier geen logische symbolen, niks kils of koels.
Spannend zijn alle tegenstellingen die je in dit stukje kunt ontdekken. In de eerste zin lijkt Wittgenstein zichzelf moed in te spreken met een stellige algemene uitspraak. Alsof hij ademhaalt voor hij van een duikplank springt. In de tweede zin is die stelligheid al minder (‘Ik geloof soms…’). In de derde heeft ze plaatsgemaakt voor uitgesproken twijfel. Dus: stelligheid/twijfel, maar ook durf/angst, geest/lichaam, onpersoonlijk/persoonlijk en algemeen/concreet. Misschien zijn er zo nog wel meer tegenstellingen in te vinden.
Te zwak om te breken
Iets verderop vinden we weer zo’n notitie met een contrast tussen een algemene stelling en een persoonlijke constatering:
Je hebt mensen die te zwak zijn om te breken. Tot die mensen behoor ik ook.
Die eerste zin – ‘Je hebt mensen die te zwak zijn om te breken’ – is alsof Wittgenstein je kin zachtjes omhoog duwt. Hij stelt iets algemeens, een tikje abstract, waardoor je je afvraagt wat voor schrijnende wezens dat zijn, mensen die te zwak zijn om te breken.
De tweede – ‘Tot die mensen behoor ik ook’ – is alsof hij je vervolgens met een vlakke hand op je wang petst. (Ik denk trouwens dat Oranje had moeten kiezen voor ‘Tot die mensen behoor ook ik’, dan zit het venijn helemaal in de staart.)
Wittgenstein had ook kunnen schrijven: ‘Ik ben te zwak om te breken’. Wat een verschil! Dat was veel minder opmerkelijk en aangrijpend geweest, hoewel de boodschap in principe dezelfde is. Die zin had misschien wel gewerkt in een soortgelijke constructie, zeg: ‘Je hebt mensen die na jarenlang ploeteren uiteindelijk toch breken. Ik ben te zwak om te breken.’ Kin omhoog, pets erop.
Twijfel op papier
Tot nu toe hebben we alleen tamelijk simpele, gestileerde zinnen gezien. Maar niet alle aantekeningen zijn zo precies geformuleerd. Er zitten ook notities bij die wat rommeliger zijn, waarin je Wittgenstein ziet twijfelen en tasten. Neem dit stukje, dat direct voorafgaat aan onze zin van zonet:
Vaak heb ik het gevoel dat iets in mij is als een klomp die, als hij smolt, mij aan het huilen zou maken, of ik zou dan de juiste woorden (of misschien zelfs een melodie) vinden. Maar dit iets (is het mijn hart?) voelt bij mij aan als leer & kan niet smelten. Of is het dat ik alleen maar te laf ben om de temperatuur voldoende te laten stijgen?
Nou die eerste zin loopt al niet echt lekker, ook niet in het Duits. Het smelten van die klomp zou hem aan het huilen maken óf hij zou de juiste woorden of een melodie vinden: gek is dat. Dan zijn er die bijzinnetjes tussen haakjes, er is die ampersand waar je oog naartoe trekt en op een foto van het dagboek zie je dat Wittgenstein zelfs een woordje doorstreepte. Snel neergepend, waarschijnlijk. Maar ook dit werkt. Dit talige rommeltje weerspiegelt Wittgenstein prachtig als een emotioneel rommeltje.
Uit dit fragment spreekt stiekem ook wat hoop, of in elk geval de belofte of mogelijkheid van iets positiefs. Die geestelijke verstopping van eerder en die klomp hier keren vaker terug. Maar we zien hier ook een uitweg: als die klomp eindelijk smelt, levert het waarschijnlijk een waardevolle tekst of melodie op. Wittgenstein wist dat hij zich door dit soort periodes en gevoelens heen kon worstelen, en dat er dan weer iets goeds zou komen.
• Facsimile van Wittgensteins aantekeningen.
• Transcript van die aantekeningen.
• Denkbewegingen. Dagboeken 1930-32 / 1936-37 – Ludwig Wittgenstein, vertaald door Wilfred Oranje, Uitgeverij Boom 1999.