Hoe schrijf je een pakkende openingszin?
Afgelopen week las ik een beginzin die zo slim en pakkend was dat ik zomaar helemaal opging in een artikel over een onderwerp dat niet bepaald opwindend of spannend klinkt: de inzet van een vlugschrift bij een disputatio van een zestiende-eeuwse medicus in Bazel.
Goed, ik was wel een beetje bevooroordeeld, want ik ben van de zomer in Bazel geweest. Maar wat een vlugschrift precies is, had ik even niet paraat. En er gaan weleens dagen voorbij dat ik niet nadenk over zestiende-eeuwse promotieceremonies.
Iemand met kennis van zaken die enthousiast is over zijn onderwerp en ook nog eens goed kan schrijven, kan haast ieder onderwerp wel boeiend maken. Maar hoe doe je dat dan? Op zo’n manier schrijven over iets wat jou boeit, maar anderen waarschijnlijk niet?
Vakexpert in vlugschriften
Ik stel me zo voor dat Andrew Pettegree, als boekenwetenschapper en expert op het gebied van de Reformatie, wel vaker met dit bijltje heeft gehakt.
Voor Nexus schreef hij een essay over Felix Platter. Platter liet op de toen net uitgevonden drukpers een eenvoudig drukwerkje – een vlugschrift dus – maken om publiek te trekken voor zijn promotie aan de universiteit. Zulke drukwerkjes waren toen nieuw en geven een mooi inkijkje in de onderwerpen die destijds werden bediscussieerd. Leuk voor vakexperts als Pettegree, maar ook voor een breed publiek, voor ons?
Pettegree begint zo:
‘In 1557 stond Felix Platter (1536-1614) voor een van de beslissende momenten in zijn jonge leven.’
– Andrew Pettegree, vert. Jan Tazelaar
Op het oog een simpel zinnetje, maar dit vind ik nou echt een slimme, kundige opening van een artikel.
Maak het persoonlijk
De slimste keuze van Pettegree vind ik dat hij zijn verhaal direct ophangt aan een persoon, aan Platter. Of beter gezegd: door een persoon centraal te stellen, maakt hij er een verhaal van. Het wordt geen droge opsomming, maar een beschrijving van iets belangrijks dat deze man gaat meemaken.
Een persoon of personage waaraan je je kunt relateren werkt goed in verhalen, maar ook in (langere) journalistieke stukken. Het is een goede truc om ook abstractere, bredere thema’s meteen aansprekend te maken.
In The New Yorker kom je het vaak tegen, of het nou gaat
- over Rilke: ‘In February, 1903, a nineteen-year-old Austrian military cadet named Franz Xaver Kappus received a letter whose contents, he hoped, would teach him how to live.’
- of over de Wagnergroep: ‘On May 20th, Yevgeny Prigozhin, the leader of the Wagner Group, stood in the center of Bakhmut, in eastern Ukraine, and recorded a video.’
- of zelfs over een tamaleverkoper in Wyoming: ‘The first person in Sheridan, Wyoming, to learn that Hot Tamale Louie had been knifed to death was William Henry Harrison, Jr.’
Mij hebben ze er meteen mee te pakken.
Het hoeft niet eens de belangrijkste persoon in een verhaal of een bekend iemand te zijn, maar liefst wel iemand met een bijzonder of interessant perspectief. Via zijn of haar perspectief komen we het verhaal binnen.
Schep verwachtingen
De eerste zin van Pettegree geeft een indruk waarover de tekst zal gaan. Als je een hekel hebt aan de zestiende eeuw, kun je hier meteen afhaken. Maar hij roept ook een boel vragen op. Wat was dat voor tijd? Wie is Felix Platter in hemelsnaam? En vooral: hoe is hij op dit moment gekomen, waarom is het beslissend en wat gaat er gebeuren?
Dat wil je hebben als schrijver: dat je lezer nieuwsgierig wordt. En natuurlijk verklap je dan niet meteen wat er gaat gebeuren, maar vertel je eerst even wat er aan de hand is. Pettegree kondigt aan dat er iets staat te gebeuren en hij schept de verwachting dat we te horen krijgen wat dat is.
De verwachtingen die de zin over Prigozjin schept zijn het minst spannend. Je moet de context kennen, dan wil je wel weten wat er in die video gebeurt en waar de tekst naartoe gaat. Bij Platter hebben we dat beslissende moment, bij Kappus de hoop dat hij uit de brief gaat leren hoe te leven, en bij Hot Tamale Louis zelfs een moord. Dat zijn op zichzelf spannende dingen waar je geen voorkennis voor nodig hebt.
De constructie werkt volgens mij ook als je de nadruk niet legt op de toekomst, maar op het verleden of het heden. Dus: ‘In 1557 besefte Felix Platter dat hij een kapitale vergissing had begaan’ of ‘In 1557 bevond Felix Platter zich in een uiterst penibele situatie.’ Ook in die gevallen wil je weten: wat is er gebeurd, hoe staat hij ervoor, wat gaat er gebeuren? En ‘kapitale vergissing’ en ‘uiterst penibele situatie’ zorgen voor wat spanning.
Zo kun je met één zinnetje de structuur van een hele tekst neerzetten. Als je de drie vragen – wat is er gebeurd? hoe staan we ervoor? wat gaat er gebeuren? – vervolgens beantwoordt, heb je een keurige structuur en los je de verwachtingen uit de openingszin in.
De cijfertjes
Ik zat nog wel te denken: die geboortedatum en sterfdatum, is dat nou wel zo’n goed idee? Zeker omdat dat jaartal 1557 ook al in de zin staat – en het is niet gek om daarmee te openen, dat zie je ook in de eerste twee New Yorker-zinnen. Met al die jaartallen benadruk je wel heel erg dat de tekst over iets historisch gaat.
Toch vind ik ook dit iets toevoegen – meer dan het obligate geboortejaar en sterfjaar. Want de zin eindigt met ‘in zijn jonge leven’, en door die jaartallen kunnen we nu al weten dat Platter 21 jaar is (of twintig, maar verderop lezen we bevestiging dat hij inderdaad 21 was). En helemaal spannend was het natuurlijk geweest als er had gestaan: ‘In 1557 stond Felix Platter (1536-1557)’…
• De promotie van Felix Platter – Andrew Pettegree, vert. Jan Tazelaar, Nexus 60, Nexus Instituut, 2012.
• Omslagbeeld: ‘Geleerde in zijn studeerkamer‘ – Ferdinand Bol, ca. 1640, via Wikimedia.