Couperus: nagewolkte wolkjes van gedroom

Nagewolkte wolkjes van gedroom
Louis Couperus

‘Wanneer zij droomde, zooals nu, over niets – wolkjes van gedroom, die vervlogen, nagewolkt door nieuwe wolkjes – dan begonnen er wel eens groote tranen te wellen in hare oogen, tranen, die langzaam afvloeiden van hare wang, maar ze waren haar niets dan tranen van een onzegbaar vagen weemoed: eene zachte zwaarte op heur hart, die nauwlijks drukte en daar was om zij wist niet wat, zelfs niet om haren man om wien zij niet meer weende.’

– Louis Couperus, Extaze

Toen ik nog in Groningen studeerde, kocht ik daar ooit een halve meter spotgoedkope paperbacks in een cassette: de ‘Grootste Werken’ van Louis Couperus. Die moest ik toch ooit nog eens lezen, vond ik. Omdat het nu (een goeie vijftien jaar later) Couperusjaar is (honderd jaar geleden overleed Couperus) dacht ik, ik pak er weer eens zo’n pocket bij. En dat werd voor het gemak de dunste, Extaze uit 1892.

Althans, op de voorkant stond Extase, met een s. Kennelijk vond een redacteur het nodig de titel aan te passen. Ook de woorden uit onze zin ‘zooals’, ‘groote’, ‘oogen’, ‘eene’ en ‘wien’ – zoals Couperus ze zelf schreef – zijn zonder verantwoording veranderd in ‘zoals’, ‘grote’, ‘ogen’, ‘een’ en ‘wie’. Zat ik dus een stiekem geredigeerde tekst te lezen? Hm.

Mystiek

Los van die dubbele klinkers die we nu niet meer gebruiken, is Extaze ook om een andere reden een typisch werk uit zijn tijd. In het fin de siècle had veel literatuur een mystieke inslag. Zo ook Extaze, zoals de titel (hoe je hem ook spelt) al doet vermoeden. 

Het verhaal gaat, heel kort samengevat, over Cecile van Even en Taco Quaerts die elkaar vinden. Ze voelen beiden een hevige zielsverwantschap die, als ze tijdens een avondwandeling op een bankje naast elkaar zitten, culmineert in een moment van extatisch geluk. Daarbij komen allerlei bespiegelingen over de ziel, liefde, licht, geluk, verveling, eenzaamheid en het leven.

Fascinerend, vind ik, juist omdat al die mystieke ideeën en de bijbehorende taal en symbolen zo ver van mijn eigen wereld en denken af staan. Al heeft die sfeer ook iets beklemmends, en ik weet niet of ik het langer dan deze honderd pagina’s zou volhouden.

Het onbeschrijfbare beschrijven

Het uitdrukken van het mystieke is een moeilijke aangelegenheid. Mystieke ervaringen gaan, lijkt me, de alledaagse wereld en taal per definitie te boven. Waarschijnlijk zijn ze niet volledig of zelfs helemaal niet te vatten in woorden, maar hebben veel schrijvers het geprobeerd. En hoewel ik zelf dus geen mystieke inborst heb, vind ik die worsteling met het beschrijven van iets dat eigenlijk niet te beschrijven is boeiend. (Hebben we het eerder over gehad: hoe vang je beweging in taal?)

Couperus probeert het ook en dat zie je terug in zijn stijl. Je ziet het aan de opvallende symbolen: licht, cirkels, bloemen- en steensoorten, en christelijke verwijzingen. Of neem deze zinnen: ‘Mysterie! Het was in eens, daar op die trap, voor haar opengestraald in hare ziel, als eene groote bloem van licht, mystieke roos met glanzende bladen, die zij nu, in eens, in het gouden hart zag.’ Bijna een en al symbolen.

Je ziet het ook aan de dialogen. Ik las laatst een aardig artikel van Marten van der Meulen over de stijl van Couperus’ dialogen. Hij laat mooi zien dat Couperus nadrukkelijk schrijft zoals mensen spreken, bijvoorbeeld door woorden te herhalen zoals we dat in alledaagse gesprekken doen, of door aarzelingen aan te geven met puntjes.

Dat zie je ook terug in Extaze. Neem deze afscheidsscène:

Zij wrong zich los, weerde hem af en sprak:
– En nu… ga.
Het duizelde hem; hij begreep, dat het moest.
– Ja, ja, ik ga, sprak hij. Ik mag u schrijven, niet waar?
Zij knikte van ja, met haren glimlach.
– Schrijf me, ik zal u ook schrijven, zeide zij. Laat mij altijd van u weten…
– Dit zijn dus niet de laatste woorden, die er tusschen ons zijn? Dit… dit alles… was niet het laatste?
– Neen…
– Ik dank u. Adieu, mevrouw, adieu… Cecile. O, als u wist, wat dit oogenblik mij kost!
– Het moet. Het mag niet anders. Ga, ga. U doet goed te gaan. Toe, ga…
Zij reikte hem nog de hand, voor het laatst. Eene seconde daarna was hij verdwenen.
Zij zag vreemd om zich rond, met verwilderde oogen, met ineengewrongen handen.
Ga, ga… herhaalde zij, als ijlend.

Nagewolkte wolkjes

Naast die herhalingen in al dan niet interne dialogen herhaalt Couperus ook een aantal opvallende metaforen. Degene die er voor mij het meest uitsprong is die van de wolk. Waarschijnlijk omdat ik onlangs een soortgelijke metafoor bij Virginia Woolf tegenkwam. 

Het is natuurlijk ook een voor de hand liggende metafoor: een wolk voor een droom of een gedachte. Je wil een beeld voor iets vaags dat toch heel herkenbaar is, en dan kom je algauw bij een wolk. 

Maar Couperus gaat wel echt los met zijn wolkjes. In het begin van het boek is Cecile nog eenzaam en zit ze vaak alleen, in stilte teruggetrokken in haar huis in gedachten verzonken. Couperus schrijft: 

‘Om haar heen zonk eene vage droomerij neêr, als met lichte wolkjes, waarin gezichten even opgluurden, waaruit gezegden zacht afklonken, zonder logischen gang, in een doelloos warrelen van herinnering.’

Mooi is dat, die ‘vage droomerij als met lichte wolkjes’. Nog in dezelfde alinea voelt Cecile dat ze iets mist omdat ze weduwe is, ‘verzonken in de wolkjes van haar gedroom’. 

In de daaropvolgende alinea staat dan meteen al onze zin met wederom wolkjes van gedroom, die nota bene worden ‘nagewolkt’ door weer nieuwe wolkjes. Vooral dat ‘nawolken’ vind ik leuk: dat is volgens mij een bedenksel van Couperus, dat heel goed past bij het wegdromen. 

Dan krijgen we in die alinea nogmaals ‘het gewolk van haar gedroom’, en verderop in het verhaal ‘wolkjes van haar gedroom’, ‘droomen, wolken van gedroom’ en ‘het gewolk van haar gedroom…’. 

Het lijkt allemaal niet subtiel, die herhalingen, die wolkjes nagewolkt door wolkjes, die tranen, tranen, tranen. Maar het zijn pogingen om moeilijk of niet te beschrijven ervaringen toch te beschrijven. En dan gaat het hier nog niet eens om mystieke ervaringen, maar om bekendere ervaringen: gedroom, weemoed – onzegbaar vagen weemoed –, eenzaamheid en gemis.

Wat een verschil met, zeg: ‘Ze zat te dromen en moest toen huilen om de eenzaamheid die ze als weduwe voelde.’


Extaze. Een boek van geluk – Louis Couperus, via DBNL, 1892.
Extase. Een boek van geluk – Louis Couperus, Grootste Werken III, 521 uitgevers, 2006.
Zoo-zoo-zoo… ja-ja… Couperus schreef zoals de mensen spraken – Marten van der Meulen in De Lage Landen
Leven in extase – Jan Fontijn in Tirade over de invloed van Emerson op Extaze en Couperus

Lees ook: