Blozen met Dostojevski

Dostojevki liet zijn personages razen van emotie – en zijn zinnen ook. Blikken en blozen: ‘De idioot’ zit er vol mee.
Dostojevski

Blozen met Dostojevski

IJdel en met zichzelf ingenomen tot in het achterdochtige, het hypochondrische toe; al maanden lang op zoek naar een vast punt waarop hij het fatsoen kon bewaren en zich zo nobel mogelijk kon voordoen; zich er permanent van bewust dat hij nog een nieuweling was op de ingeslagen weg en dat de kans op mislukken groot was; uit wanhoop een huistiran geworden die thuis ongetemd tekeerging, maar te laf om dit te laten blijken in aanwezigheid van Nastasja Filippovna, die hem tot op het laatst uit zijn evenwicht bracht en hem onbarmhartig de baas was; «een ongeduldige armoedzaaier», zoals Nastasja Filippovna hem noemde, wat hem ook al was overgebriefd; een dure eed gezworen hebbend haar dit allemaal later betaald te zetten en tegelijkertijd als een kind soms dromend dat hij alle eindjes aan elkaar kon knopen en alle tegenstellingen met elkaar zou weten te verzoenen – moest hij nu deze laatste beker legen en dan ook nog op zo’n ogenblik!

Dostojevski vertaald door Arthur Langeveld

Wat er allemaal niet van een gezicht is te lezen! In De idioot van Dostojevski in elk geval een boel. Woede, haat, liefde, spot, schaamte, verdriet, euforie: noem maar een emotie of Dostojevski laat haar wel via de blik van een van zijn personages naar buiten komen. De figuren van Dostojevski zijn een soort binnenstebuiten gekeerde mensen. Rondwandelende emotionele bommetjes die tegen van alles opbotsen en ieder moment kunnen ontploffen.

Al die emoties hangen nauw samen met de sociale mores van de klasse en tijd waarin een personage zich bevindt. Wij kennen daar tegenwoordig natuurlijk niet meer alle finesses van, maar gelukkig is Dostojevski niet te beroerd om ze allemaal in geuren en kleuren te beschrijven en ze lekker dik aan te zetten.

Blikken en blozen

Bij Dostojevski zijn niet alleen de blikken enorm veelzeggend, maar ook de wangen. Er wordt te pas en te onpas gebloosd. En ook dat gebeurt vanwege verschillende emoties: verontwaardiging, woede of liefde, maar vaker nog uit gêne. Zo ook in onze zin. 

De blozer in kwestie is Ganja. Hij is de jongen die met de knappe Nastasja moet gaan trouwen. Althans, zo is bekokstoofd door de heer Totski en generaal Jepansjin. 

Maar op het punt in het verhaal waar onze zin vandaan komt, lijken Ganja’s kansen te keren. Nastasja’s oog valt op Ganja’s huisgenoot vorst Mysjkin, de hoofdpersoon van het boek. En of dat niet genoeg is, verschijnt net als Nastasja bij hen thuis is de vader van Ganja ten tonele, generaal Ardalion Aleksandrovitsj Ivolgin. Die verdient een beetje introductie.

Generaal Quichot

Generaal Ivolgin verkeerde vroeger in de allerhoogste kringen van Rusland, maar is een paar jaar geleden verstoten uit die hoge kringen (‘sinds die tijd had hij zich wat al te ongeremd aan bepaalde zwakheden overgegeven’). Hij is meestentijds dronken en vrijwel altijd in een soort waan. Ivolgin neemt vorst Mysjkin mee op ‘expeditie’ naar de Russische dames (c.q. zijn minnares) en probeert hem later op de mouw te spelden dat hij ooit nog eens hoogstpersoonlijk Napoleon op andere gedachten heeft gebracht. Nou, zo’n figuur dus. Prettig gestoord. Maar misschien niet prettig voor iedereen.

Dostojevski zei dat hij met vorst Mysjkin zijn ideaalbeeld van een goed mens wilde tonen. De enige andere romanpersonages die daar volgens hem een beetje bij in de buurt kwamen waren Don Quichot van Cervantes en Mr. Pickwick van Dickens. Maar met zijn kletsverhalen en zijn… originele verhouding tot de werkelijkheid lijkt generaal Ivolgin volgens mij veel meer op Don Quichot dan Mysjkin. Maar goed, het zal je vader maar zijn.

Dit werd Ganja te veel

In die situatie treffen we Ganja dus, in aanwezigheid van de beeldschone Nastasja en nog wat mensen. Ik geef even het hele fragment, inclusief onze zin:

‘Net op dat ogenblik klonk er vanachter de menigte die dicht om de vorst en Nastasja Filippovna heen stond, een luide, nieuwe stem die de menigte om zo te zeggen uiteendreef en in tweeën spleet. Pal voor Nastasja Filippovna stond de heer des huizes in eigen persoon, generaal Ivolgin. Hij had zijn geklede jas aan en een schoon frontje voor; zijn snor was geverfd… 

Dit werd Ganja te veel.

IJdel en met zichzelf ingenomen tot in het achterdochtige, het hypochondrische toe; al maanden lang op zoek naar een vast punt waarop hij het fatsoen kon bewaren en zich zo nobel mogelijk kon voordoen; zich er permanent van bewust dat hij nog een nieuweling was op de ingeslagen weg en dat de kans op mislukken groot was; uit wanhoop een huistiran geworden die thuis ongetemd tekeerging, maar te laf om dit te laten blijken in aanwezigheid van Nastasja Filippovna, die hem tot op het laatst uit zijn evenwicht bracht en hem onbarmhartig de baas was; «een ongeduldige armoedzaaier», zoals Nastasja Filippovna hem noemde, wat hem ook al was overgebriefd; een dure eed gezworen hebbend haar dit allemaal later betaald te zetten en tegelijkertijd als een kind soms dromend dat hij alle eindjes aan elkaar kon knopen en alle tegenstellingen met elkaar zou weten te verzoenen – moest hij nu deze laatste beker legen en dan ook nog op zo’n ogenblik! En nog een onvoorziene beproeving – de gruwelijkste die een ijdel mens kan overkomen – was zijn deel geworden: de kwelling te moeten blozen vanwege je eigen ouders, in je eigen huis.’

Schitterend detail: die geverfde snor! Wie indruk wil maken op een beeldschone vrouw, heeft geen behoefte aan een dronken vader met een geverfd snorretje. Natuurlijk werd dit Ganja te veel.

Wat ook heel erg goed is, is het contrast tussen het korte zinnetje ‘Dit werd Ganja te veel’ en onze overdreven lange zin, die er direct op volgt. Dostojevski pauzeert precies als Ganja op het punt staat te ontploffen. Hij somt nog eens eventjes op wat Ganja allemaal heeft gekrenkt. 

Die opsomming is lang, aaneengeregen met puntkomma’s, onevenwichtig en klungelig verwoord, met die onhandige herhaling van ‘Nastasja Filippovna’ bijvoorbeeld. Maar juist die overdaad en warboel maken deze zin zo effectief. Dit is de emotionele chaos van Ganja vervat in een chaotische, emotionele zin. 

(In de Engelse vertaling van Eva Martin die op Project Gutenberg staat, is deze zin in stukken gehakt. Dat is dus heel erg fout.)

Geen genade voor Ganja

De verteller is niet bepaald genadig voor Ganja. Moet je zien waar hij allemaal voor wordt uitgemaakt door de verteller: ijdel, zelfingenomen, achterdochtig, hypochondrisch, wanhopig, tiranniek, laf, kinderlijk naïef. Dat laatste vind ik het mooiste verwijt, ‘als een kind soms dromend dat hij alle eindjes aan elkaar kon knopen en alle tegenstellingen met elkaar zou weten te verzoenen’. Het is nogal denigrerend, maar tegelijk voel ik op dat punt een beetje medelijden met Ganja.  

Wat nou uiteindelijk de grote kwelling is voor Ganja, waar alles naartoe bouwt – dat hij moet blozen uit schaamte voor zijn vader – staat niet eens in die enorme zin van ons. Dostojevski had hier voor twee uitersten kunnen kiezen: ‘Ganja schaamde zich voor zijn vader’ is het uitleggerige uiterste, en ‘Ganja moest blozen’ is het tonende uiterste. In plaats daarvan doet Dostojevski eigenlijk beide: hij legt overdreven lang uit waarom Ganja gaat blozen, maar de vorm van de zin toont de emotie.

Dit is trouwens nog maar het begin van Ganja’s gêne. Het wordt allemaal nog veel erger, het wordt allemaal nog veel gênanter. En er wordt nog heel wat afgebloosd.


De idioot – Fjodor Dostojevski, vert. Arthur Langeveld, Van Oorschot 2013/22.
The Idiot – Dostoevsky, transl. Eva Martin, via Project Gutenberg

Lees ook: