De aristocratie van de dans
Zadie Smith
‘Likewise, the aristocrat and the proletariat have different relations to the ground beneath their feet, the first moving fluidly across the surface of the world, the second specifically tethered to a certain spot: a city block, a village, a factory, a stretch of fields.’
‘De aristocraat en de proletariër hebben een verschillende relatie met de grond onder hun voeten, zo beweegt de eerste zich soepeltjes over het aardoppervlak en verbindt de tweede zich steeds met een bepaalde plek: een stadswijk, een dorp, een fabriek, een uitgestrekt veld.’
Zadie Smith, vert. Biekmann, Groen, Van der Lecq en Stheeman
Als je een ontsteking aan je hiel hebt, zet je iedere stap voorzichtig. Kleine stapjes. Niet springen. Rustig de trap af. Niet rennen naar de trein – zelfs geen klein stukje. Dat heb ik de afgelopen weken aan den lijve ondervonden. Door pijn aan mijn pees werd ik me ineens meer bewust van elke beweging.
Zo zat ik te denken: dat is literair ook interessant. Want hoe vang je een beweging in taal?
Eeuwenoude bewegingen
Toen moest ik toch weer even denken aan Orwell, die in Burmese Days hoofdpersoon John Flory, tegen alle Britse, racistische vooroordelen in, de dans van een inheems meisje laat bewonderen:
Ze kon haar handen, met de vingers dicht aaneen en kronkelend als slangenkoppen, zover terugbuigen dat ze haast langs haar polsen lagen. […] ‘Maar als je scherp kijkt zie je dat het echte kunst is, gegroeid in eeuwenoude cultuur! Ieder gebaar dat dat meisje maakt is ingestudeerd en overgeleverd door ontelbare generaties in het verleden […] de hele wereld, de hele geest van Birma spreekt uit de manier waarop dat meisje haar armen kronkelt.
(Vert. Anneke Brassinga)
In zekere zin, zegt de hoofdpersoon, zijn de Birmezen dus veel gecultiveerder, veel beschaafder dan de Britten – in elk geval dan het clubje dat zich daar in de kolonie misdraagt.
Ik moest ook denken aan Cristina Campo, die iets soortgelijks schreef over de schoonheid in de houding van Afrikaanse meisjes. Ook hun bewegingen zijn eeuwenlang doorgegeven van generatie op generatie:
Perfectie, schoonheid. Wat betekent dat? Van vele definities die mogelijk zijn, is dit er een: het is een aristocratische karaktertrek, of beter, de opperste aristocratie in eigen persoon. […] De kaarsrechte delicate houding van het meisje van de Goudkust is het werk van eeuwen zwemmen, van het op het hoofd in evenwicht houden van aarden kruiken, van dansen en inwijdingszangen die gecompliceerder zijn dan het zuiverste Gregoriaans.’
(Vert. Frans van Dooren)
Was er een groter contrast denkbaar tussen die gracieuze, eeuwenoude bewegingen en mijn gestrompel van station naar kantoor en van kantoor weer terug naar station?
Expressie
Ja. Of althans, een nog specifieker, toepasselijker contrast. Het contrast tussen mijn gestrompel en het voetenwerk van grote, beroemde dansers.
Ik stuitte op een artikel van Zadie Smith over haar twee liefdes: schrijven en dansen. Daarin stelt ze de vraag: wat kunnen schrijvers leren van dansers?
Van Martha Graham – de Amerikaanse danseres die geldt als grondlegger van de moderne dans – leerde ze om niet bang en gespannen te zijn bij het schrijven:
De innerlijke dynamiek, levenskracht, energie, de persoonlijke bezieling wordt via jou vertaald in beweging, en omdat er maar één iemand zoals jij bestaat en zal bestaan, is deze expressie uniek. Als je die blokkeert, zal die ook niet in een andere vorm tot uiting komen en dus voorgoed verloren gaan. Dan zal de wereld die nooit kennen.
Aan de danser en schrijver om die innerlijke kracht naar buiten te brengen.
Dat is mooi, niet? Een ander perspectief op bewegingen dan van Orwell en Campo. Net ging het om iets gedeelds, dat eeuwenlang standhoudt; hier gaat het juist om iets heel persoonlijks, dat misschien wel voorgoed verloren gaat. In beide gevallen zijn bewegingen iets kostbaars.
Grond onder de voeten
Maar nu die voetbewegingen. Smith noemt nog een aantal andere lessen, aan de hand van vergelijkingen tussen verschillende dansers, waarmee ze de specifieke kwaliteiten van iedere danser toont.
Fred Astaire en Gene Kelly zijn niet alleen vermoedelijk de twee beroemdste dansers, maar ook in bepaald opzicht elkaars tegenpolen. Hier baseert Smith zich op een uitspraak van Kelly, die zelf ooit zei dat Astair de ‘aristocraat’ en hij de ‘proletariër’ van de dans was.
Een mooi beeld, vooral als Smith probeert te verduidelijken wat dat nou precies betekent. En dan komt ze dus met onze zin: ze hebben een verschillende relatie met de grond onder hun voeten. Astair zweeft en glijdt over ‘de vloer, het plafond, een ijsbaan, een muziektent’; Kelly verbindt zich met ‘een stadswijk, een dorp, een fabriek, een uitgestrekt veld’.
Schrijversadel
Zo kun je dus ook schrijven, is Smiths punt. Shakespeare en Nabokov plaatst ze bij de aristocratie; Beckett en Saunders bij het proletariaat. De ene groep schrijft in een hoog register, in ‘literaire’ schrijftaal; de ander in ‘gewonemensentaal’.
Luister ook naar het verschil tussen ‘moving fluidly across the surface of the world’ en ‘a city block, a village, a factory, a stretch of fields’. Het eerste fladdert moeiteloos je mond uit; het tweede gaat hobbelig maar wel ritmisch, door de herhaling van ‘a’. Volgens mij probeert Smith hier dus ook met de vorm van de zin het verschil duidelijk te maken.
Smith maakt het onderscheid zonder een van beide categorieën af te serveren. Dat zou ik nog bijna vergeten te benoemen, maar dat vind ik ook goed van haar. (En ik neem aan dat ook Gene Kelly met zijn onderscheid niet denigrerend heeft willen doen over het proletariaat, want hij schaarde zichzelf daaronder.) Beide stijlen hebben zo hun kwaliteit.
• Danslessen voor schrijvers – Zadie Smith vertaald door Lidwien Biekmann, Nico Groen, Paul van der Lecq en Tjadine Stheeman in Voel je vrij, Prometheus, 2018.
• Dance lessons for writers – Zadie Smith, The Guardian, 2016.
• Birmaanse dagen – George Orwell, vertaald door Anneke Brassinga, de Arbeiderspers, 1975/2018.
• ‘De onvergeeflijken’ – Cristina Campo, vertaald door Frans van Dooren, in Nexus 16.