bidden, biljarten of bevragen?
De Fusie, april 2017
Het verhaal van verveling begint grofweg zestien eeuwen geleden, ongeveer tweehonderd kilometer van Alexandrië in de woestijn van Nitria. Daar, in een kale, stenen monnikencel, zonder enig comfort en buiten gehoorsafstand van andere cellen, reflecteerde Evagrius van Pontus op het christelijk geloof en stelde hij zijn overpeinzingen op schrift.
Rond het middaguur, als de verzengende hitte van de Egyptische zon op zijn hoogtepunt was, werd hij bevangen door ‘demonen’: kwade gedachten en twijfels over de zin van het monnikenbestaan. Die ervaring en aantekeningen werden het begin van de begripsontwikkeling van verveling en de secundaire literatuur over verveling kiest Evagrius geregeld als startpunt.
Inmiddels is verveling niet alleen een veelvoorkomende, alledaagse en triviale ervaring, maar ook een bijzonder veelvormig begrip met een lange geschiedenis. Er bestaan tientallen woorden voor: ennui, boredom, langeweile, noia, toska. Er zijn minstens zoveel kwalificaties: oppervlakkig, diep, premodern, modern, demonisch, nihilistisch, existentieel. En er is een veelvoud aan benaderingen: vanuit de filosofie, literatuur, kunst, psychologie, geneeskunde en sociologie.
Verveling werd een hoofdzonde, omdat ze de twijfel aan God en het geloof inhield
Wie de geschiedenis van verveling napluist, ontmoet de grootste denkers. Van Thomas van Aquino en Blaise Pascal, tot Kierkegaard, Nietzsche en Heidegger – en dan hebben we het nog niet eens over de talloze romans waarin verveling een rol speelt. Wie zich bezighoudt met het persoonlijke leven en het menselijk bestaan, kan kennelijk niet om verveling heen.
Bij bijna al die denkers vinden we, impliciet of expliciet, een onderscheid tussen twee soorten of typen verveling. Enerzijds is er de gewone, alledaagse, oppervlakkige verveling. Die verveling komt voort uit de omstandigheden waarin je je bevindt. Daarnaast is er een diepere, fundamentelere verveling, een verveling met het gehele bestaan. Die verveling is eerder een verlies van de betekenis of zin van het leven.
De twee vormen van verveling zijn overigens niet strikt te scheiden. Als je aan de ene vorm lijdt, ben je niet per se immuun voor de andere en het kan ook best zijn dat je niet verveeld bent in alledaagse zin, maar tegelijk toch een sluimerende existentiële verveling voelt. Ook kunnen bijvoorbeeld de zware omstandigheden in een monnikencel een diepere verveling opwekken, die niet zomaar verdwijnt wanneer je de cel verlaat.
Een tweede grens die we kunnen trekken is die tussen de premoderne verveling en de moderne verveling. In het christelijke denken viel wat we nu verveling noemen onder de term acedia. Acedia was aanvankelijk een neutrale Griekse term die ‘zorgeloos’ (a-kedeia) betekende. Maar in de zedenleer van de kerkvaders werd het een moreel geladen term, die eerder op roekeloosheid, luiheid en onverschilligheid duidde. Verveling was een zonde en werd zelfs een hoofdzonde, omdat ze de veronachtzaming van en twijfel aan God en het geloof inhield.
Na dertien eeuwen van schema’s met gerangschikte zondes en hoofdzondes, maakte Blaise Pascal in zijn Pensées een uitzonderlijke denkbeweging. Voor hem was verveling – ennui – geen zonde die koste wat kost vermeden moest worden, maar een toestand waarin de mens van nature verkeert. We streven ernaar om gelukkig te zijn en onze sterfelijkheid te overwinnen, wat niet lukt en waarbij we ons moeilijk neer kunnen leggen en dat veroorzaakt verveling. Verveling ‘overvalt’ ons dus niet, maar is altijd in ons aanwezig.
Wat leren deze typeringen van verveling ons? Soms is verveling relatief eenvoudig te verhelpen. Verander de omstandigheden, en ze verdwijnt. Lukt dat niet, dan is het devies geduldig wachten tot de omstandigheden alsnog veranderen. Maar de diepere, existentiële verveling, die onafhankelijk van de omstandigheden aanwezig is, is hardnekkiger.
Voor Evagrius was acedia een ziekte die niet voortkwam uit de natuur, maar uit kwade gedachten die hun weerslag hadden op het lichaam. Voor hem was de oplossing grof gesteld dus je gedachten weer op orde krijgen. Dat kon door je te richten op behapbare taken, handarbeid, bidden of door de ascese iets te minderen.
Wie bijvoorbeeld series bingewatcht, herkent ongetwijfeld het lamlendige gevoel van zinloosheid dat dat oproept.
Voor Pascal was dat geen oplossing. De mens is volgens Pascal continu koortsachtig opzoek naar afleiding van zijn sterfelijkheid. We zoeken dus naar ‘verstrooiing’: dingen die ons bezighouden en ons op andere gedachtes brengen, zoals hard werken, oorlog voeren of biljarten. Maar verstrooiing levert hoogstens een illusie van geluk op, want het is een tijdelijke afleiding.
Ook Pascal was een christelijk denker. Voor hem was verveling, ook al is ze onaangenaam, een noodzakelijke ervaring. Door verveling zouden we inzien dat wij sterfelijke wezens nietig zijn in vergelijking met God. Daarom moest de hang naar verstrooiing en esthetisch genot vervangen worden door een confrontatie met verveling, om zo tot een dieper geloof te komen.
Sinds de doodverklaring van God door Nietzsche is een terugkeer naar het geloof, of dat nu hernieuwd en verdiept is of niet, voor veel denkers geen optie meer. Wat moeten wij in onze tijd met verveling?
We moeten allereerst proberen te accepteren dat verveling menselijk is, zowel op individueel als maatschappelijk niveau. De mens worstelt in ieder geval al sinds Evagrius erover schreef met verveling. Om die reden moeten we verveling ook niet moreel veroordelen of proberen te verdrijven met de ‘10 tips tegen verveling’ die je vaak op internet tegenkomt. Wie verveling op een simpele manier uit de weg probeert te gaan, zal er uiteindelijk toch weer door worden getroffen.
Bovendien moeten we de waarschuwing van zo’n beetje alle filosofen ter harte nemen: niet te veel entertainment en verstrooiing. Maar laat dat nou juist iets zijn waar onze tijd zich vol overgave op stort. Het biljarten waartegen Pascal ageerde was een onschuldige hobby vergeleken met de gigantische, uitgekiende en manipulatieve entertainmentindustrie van tegenwoordig. Wie bijvoorbeeld series bingewatcht, kan zich daar maar moeilijk van losrukken, maar herkent ongetwijfeld het lamlendige gevoel van zinloosheid dat dat oproept.
Als de vlucht voor verveling er ten slotte ook nog toe leidt dat zelfs journalistiek, politiek en filosofie vooral entertainend moeten zijn, mag het duidelijk zijn dat een verkeerde omgang met verveling geen luxeprobleem is en gevaarlijke consequenties heeft. Neem existentiële verveling dus serieus, stel jezelf de moeilijke vragen die ze oproept, deel ze met anderen en profiteer van de eeuwenoude traditie van het denken over verveling.