recensie: W.G. Sebald

Het Nexus Instituut publiceerde mijn recensie van W.G. Sebalds dichtbundel Over het land en het water. Lees ook mijn bespreking van Sebalds Duizelingen.

Over het land en het water

sebald
Toen in 2003 de roman Austerlitz van de Duitse schrijver W.G. Sebald in Nederlandse vertaling verscheen, leidde dat tot een kleine hype onder Nederlandse intellectuelen. Sebald was dé schrijver die je nog niet kende, maar zeker moest lezen. Niet alleen in Nederland is de vroeg gestorven Sebald een cultschrijver geworden, maar ook in Duitsland, Engeland en Amerika loopt men weg met deze meester van de melancholie.

Sebald was literatuurwetenschapper en doceerde in Manchester en Norwich, maar verwierf faam toen hij romans begon te schrijven. In zijn romans experimenteerde hij op de grens van feit en fictie door observaties, herinneringen en associaties aan elkaar te smeden in lange, bespiegelende zinnen. Dat Sebald ook gedichten schreef is minder bekend. Onlangs verscheen de bundel Over het land en het water, met gedichten uit zijn jongere en latere jaren, die motieven bevatten die ook elders in zijn oeuvre geregeld terugkeren.

Weg van de wetenschap
Het verhaal van Sebalds leven begint vaak juist bij zijn tragische dood in december 2001. Op 57-jarige leeftijd, als hij op het punt staat door te breken als literaire grootheid en er zelfs gesuggereerd wordt dat hij de Nobelprijs zou winnen, komt hij om het leven bij een auto-ongeluk vlak bij zijn huis in Norwich. Hoewel hij slechts een korte periode fictie schreef – ongeveer tien jaar – en een betrekkelijk klein oeuvre achterliet – vier romans – vestigde Sebald zijn naam als een van de grootste literatoren uit de 20e eeuw.

In zijn academische werk schreef Sebald over de grote schrijvers uit zijn eeuw, zoals Peter Altenberg, Arthur Schnitzler, Joseph Roth en Franz Kafka. Hij specialiseerde zich in het werk van de Duitse schrijver Carl Sternheim, over wie hij met Theodor Adorno een korte briefwisseling had. Zijn dissertatie wijdde hij aan de Duitse arts en schrijver Alfred Döblin. Die werken werden kritisch ontvangen door zijn vakgenoten; wellicht een kiem voor zijn later ontsnapping aan de standaarden en het jargon van de academie.

In de werken die hij op latere leeftijd schreef – De emigrés, Duizelingen, De ringen van Saturnus en Austerlitz – doorbrak Sebald de beklemmende universitaire eis van controleerbaarheid. Hoewel zijn verhalen vaak overladen zijn met ogenschijnlijk waarheidsgetrouwe en gedetailleerde beschrijvingen, soms zelfs met ondersteunende foto’s, speelt Sebald altijd met de werkelijkheid. Sebalds verhalen nodigen uit om in zijn voetsporen te treden en de plekken te bezoeken die hij beschreef, om te zien of je hetzelfde kunt waarnemen als hij en om na te gaan waar hij fantaseert.

Het makkelijkst is dat bij De ringen van Saturnus, omdat dat zich deels in Nederland afspeelt. Wie schrijft over verval en vergane glorie in Nederland bezoekt natuurlijk de eens mondaine badplaats Scheveningen. In een typische Sebaldscène tuurt de hoofdpersoon daar over het water, drinkt hij thee in een grilltent en wordt hij in de buurt van Den Haag HS van z’n sokken gereden door een pooierbak. Behoorlijk van slag verwerkt hij alle indrukken op bed in een louche hotelletje.

Wie Sebald nareist komt tot de conclusie dat hij een uitzonderlijk gevoelige man was. Hij was geen schrijver van grote, opzichtige statements, maar een die door details met elkaar te verbinden een alledaagse omgeving betekenis geeft en ons samenhang laat vinden in de dingen, plaatsen en beelden om ons heen.


In 2012 werd de film Patience (After Sebald) gemaakt over De ringen van Saturnus , die de sfeer van Sebalds wereld prachtig vangt in korrelige zwart-witbeelden. Kijk hier de hele film.

Beeldende woorden
Een jaar voor Sebald overleed, loofde Susan Sontag hem in een uitgebreid essay in Times Literary Supplement als een van de weinige eigentijdse literaire grootheden. Ze schreef: ‘what keeps his writings always fresh, never merely rhetorical, is the saturated naming and visualizing in words.’ Die typering geldt ook voor zijn gedichten, die vol staan met namen, plaatsnamen, geheugenflarden en landschapsschetsen. Sebald gebruikt ze als symbolen voor en cryptische verwijzingen naar zijn centrale thema’s: verval, vernietiging, melancholie, natuur, kunst, religie en reizen; verheven onderwerpen, die hij indirect aansnijdt door te associëren op basis van kleine, alledaagse observaties.

De gedichten van Sebald bestaan uit korte regels in vrij vers; heel anders dan de typische lange, kabbelende Sebaldzinnen uit zijn romans. Toch ademen ze dezelfde sfeer, eenzelfde droeve rust. Sebalds eerste bescheiden doorbraak was de publicatie van het lange prozagedicht Naar de natuur. Het werd lovend ontvangen door Hans Magnus Enzensberger, die Sebalds werken opnam in zijn legendarische boekenreeks ‘Die Andere Bibliothek’.

Over het land en het water is opgedeeld in drie delen en bevat zowel ongepubliceerde als gepubliceerde gedichten. Het eerste deel, Schoollatijn, bestaat uit gedichten die Sebald vanaf zijn studententijd schreef. De eerste gedichten lijken eenvoudig en zijn toegankelijker dan de latere, maar bevatten meteen de sebaldiaanse thema’s, bijvoorbeeld in Epitaaf:

Dienstdoend
bij een baanvak in de Vooralpen
overdenkt een spoorwegbeambte het wezen
van de scheurkalender.

Buiten wacht
met gebogen rug
het rozenkrans-uur
op toegang tot het huis

De beambte weet:
hij moet de tussenruimte
laten binnenlopen
zonder vertraging

Een epitaaf is een grafschrift, bedoeld om de dode te beklagen, bij de titel is de melancholische toon al gezet. Verder bevat het motieven die bij Sebald voortdurend terugkeren: (trein)reizen, verwijzingen naar religie, tijd en vergankelijkheid. Ook de Vooralpen duiken vaker op in Sebalds werk, hij groeide zelf op in het dorpje Wertach in de Beierse Vooralpen.

Poëzie voor ingevoerden
In deel twee en drie van de bundel , met latere gedichten, komen we nog meer verwijzingen tegen naar betekenisvolle plaatsen en denkers uit alle tijden. Sebald refereert bijvoorbeeld aan Erasmus, Tsjechov, Chopin en Kafka (aangeduid met ‘K’). Dit is poëzie voor ingevoerden en hooggeleerden.

De meest interessante gedichten staan aan het begin van het tweede deel: Analytische zomervakantie en Natuurkundig wonder bestaan uit zinnen die Sebald ook gebruikte in Naar de Natuur . Doordat die zinnen net iets verschillen, is goed te zien hoe Sebald te werk ging bij het monteren en inpassen van zijn eigen materiaal.

Over het water en het land bevat ook enkele gedichten die geen uitgebreide literaire kennis of bekendheid met Sebalds werk vereisen. De zeggingskracht van Poëzie voor het album bijvoorbeeld zal niemand ontgaan:

Gevoelens mijn vriend
schreef Schumann
zijn sterren die ons
alleen overdag de weg
wijzen maar het verstand
is een magneetnaald
die het schip voortjaagt
totdat het te pletter slaat

Ook hier speelt Sebald met de waarheid, aangezien het citaat niet direct van Schumann komt. Een Engelse Sebaldvertaler traceert de ware oorsprong: de roman Flegeljahre van de Duitse, Romantische schrijver Jean Paul. Die roman bevat een gemaskerd bal en die scène inspireerde Schumann bij het componeren van Papillons. Sebald gebruikt het citaat in verschillende werken en zo ontstaat er een geheel van fragmenten die naar elkaar verwijzen.

Zo nodigt Sebald de lezer ook figuurlijk uit hem na te reizen, om alle verwijzingen en betekenissen te doorgronden. Waar Sebald het al te bont maakt met zijn cryptische taal, zijn er gelukkig de verhelderende aantekeningen van vertaler Ria Hengel. Ze legt bijvoorbeeld uit dat het prachtige ‘opgekilde schottns’ waarschijnlijk Jiddisch is voor ‘bevroren schaduwen’.

Hoewel Sebald zelf ooit in een interview liet optekenen dat zijn medium het proza was, bepleiten veel commentatoren dat zijn gedichten op zichzelf waardevol zijn. Toch zijn ze het meest interessant doordat ze inzicht geven in Sebalds werkwijze en romanverhalen. Zonder de romans waren de gedichten niet bekend geworden. Deze gedichten zijn mooie details die pas in het geheel van Sebalds oeuvre hun ware betekenis krijgen.