Stadia op de levensweg

In Of/of (1843) zette Kierkegaard twee levenshoudingen tegenover elkaar, de esthetische en de ethische. De eerste wordt vertegenwoordigd door de ‘verleider’, de tweede door rechter Wilhelm. De papieren van beide personages werden verzameld door Victor Eremita, het pseudoniem van Kierkegaard die zogenaamd de uitgever van Of/of was. Kierkegaard ontwierp dit complexe verhaal van personages en pseudoniemen om zijn lezers zelf aan het denken te zetten via indirecte mededelingen. Naast deze pseudonieme werken publiceerde Kierkegaard ook verhandelingen onder zijn eigen naam, waarin hij een religieuze levenshouding uiteenzette.
Stadia op de levensweg is een pseudoniem werk. De ideeën uit Of/of worden uitgediept en een derde, ethisch-religieuze levenshouding wordt toegevoegd. Het eerste deel (esthetisch) is een verslag van William Afham van een feestmaal dat hij heeft bijgewoond. Het tweede deel (ethisch) bestaat uit een repliek van rechter Wilhelm op het eerste deel, in de vorm van een pleidooi voor het huwelijk. In het derde deel (ethisch-religieus) vertelt Frater Taciturnus dat hij het dagboek van een zekere man heeft gevonden. De man heeft zijn verloving verbroken en twijfelt of hij daar wel goed aan heeft gedaan.

Alles dat binnen het pseudonieme werk van Kierkegaard valt moet voorzichtig geïnterpreteerd worden – dus ook deze redevoeringen. De grootste valkuil is om de meningen van zijn pseudoniemen en personages gelijk te stellen aan Kierkegaards eigen meningen. Uit deze passages alleen kunnen we dus niet concluderen dat Kierkegaard een vrouwenhater was.
Ook Simone de Beauvoir lijkt zich hierin af en toe te verslikken wanneer ze verwijst naar Kierkegaard in plaats van een personage. De Beauvoir opent het tweede deel van De tweede sekse (1949) met een citaat uit In vino veritas: “Wat een ongeluk vrouw te zijn! Maar het grootste ongeluk is wel dat de vrouw in wezen niet begrijpt dat het een ongeluk is.” Ze schrijft het toe aan Kierkegaard zelf, maar het gaat in feite om een uitspraak van Victor Eremita.

Uit de werken die hij onder zijn eigen naam publiceerde blijkt dat Kierkegaard de lezer in zijn oeuvre wil meenemen van het esthetische via het ethische naar het ethisch-religieuze stadium. Kierkegaard wil de lezer laten inzien dat de afstandelijke, ironische houding van de estheten niet leidt tot een waar zelf. Parallel daaraan stelt Beauvoir dat vrouwen zich moeten verzetten tegen de door mannen overheerste wereld. In die zin moeten vrouwen ‘begrijpen dat het een ongeluk is om een vrouw te zijn’.
Wie Stadia op de levensweg leest moet zich dus niet laten afschrikken door de misogyne uitspraken van de estheten, maar zich afvragen hoe hij of zij in het leven staat. De personages zijn modellen en hun handelingen zijn de grondpatronen voor de weg naar een eigen, authentiek zelf. De lezer wordt uitgenodigd om net zoveel te reflecteren als de personages. De gelaagdheid, personages en mooie zinnen maken Stadia op de levensweg een intrigerend werk. Bovendien levert het minstens zoveel citeerbare zinnen op als Of/of.