De Fusie, maart 2018
Luister nooit naar het advies van beroemde schrijvers. Dit adviseerde Ralph Waldo Emerson – een van de beroemdste Amerikaanse schrijvers aller tijden. Hij tekende deze paradoxale raad op in de tekst Self-reliance, die nog geregeld wordt geschaard onder de beste essays aller tijden.
Self-reliance dankt zijn faam aan de krachtige oproep tot zelfstandig oordelen, handelen en denken: ‘In je eigen gedachten geloven, geloven dat wat voor jou in je eigen hart waar is voor alle mensen geldt – dat is genialiteit.’ Een verleidelijke vrijbrief om zomaar wat te doen en geloven, maar zo eenvoudig is Emersons advies niet.
Eigenlijk is Self-reliance geen essay. Hoewel de tekst in 1841 werd gepubliceerd, noteerde Emerson enkele terugkerende ideeën en aforismen al in de jaren ’30 in zijn dagboeken of voor de lezingen die hij toen hield. Dit zien we terug in de tekst: het is een poëtisch, associatief en opzwepend geheel, doorregen met memorabele aforismen, dat meer doet denken aan een preek dan aan een essay.
De boodschap van Emersons preek was gericht op zijn Amerikaanse tijdgenoten. ‘Ons tijdperk brengt geen grote en perfecte mensen voort’, beklaagde hij. ‘Onze kunsten, beroepen, huwelijken en religie zijn niet door onszelf gekozen, maar de samenleving heeft ze voor ons gekozen.’ Amerikanen hadden zich te lang verlaten op Europese denkers, en christenen schikten zich te gemakkelijk naar religieuze dogma’s van de Kerk. Volgens Emerson moest deze houding veranderen: men moest niet buigen naar de mening van anderen; niet meepraten met de publieke opinie; niet de groten der aarde papegaaien; geen boekenwijsheid debiteren.
Bevestiging voor deze stelling vond hij paradoxaal genoeg juist in de houding van de grote kunstenaars, legerleiders en uitvinders van weleer. Zij hadden zich bij hun verrichtingen volgens Emerson ook niet verlaten op anderen: ‘Waar is de meester die Shakespeare had kunnen onderwijzen? Waar is de meester die Franklin, Washington, Bacon of Newton had kunnen onderrichten?’
Retorische vragen natuurlijk, maar er valt best een antwoord op te verzinnen. Shakespeare was bijvoorbeeld een bewonderaar van Plutarchus – net als Emerson zelf trouwens – en onlangs werd bekend dat hij putte uit A Brief Discourse of Rebellion and Rebels van George North. Benjamin Franklin verzamelde maar liefst vierduizend boeken. Washington las de morele geschriften van Seneca. Bacon en Newton waren zeer Bijbelvast en ingewijd in de aristotelische wetenschapsfilosofie die ze later omver zouden werpen. Zo eigenzinnig en losgezongen van traditie en maatschappij als Emerson deze genieën doet voorkomen waren ze dus niet.
Bovendien hield Emerson zich zelf ook niet altijd aan zijn eigen advies. Tijdens zijn studie aan Harvard hield Emerson een ‘commonplace book’ bij, een boek met inspirerende citaten, spreuken en ideeën. Hij volgde daarbij de aanpak die John Locke in 1706 beschreef in A New Method of Making Common-Place Books. De maker van het boek moest het citaat meteen indelen in een van de vooraf bedachte categorieën, vervolgens werd het gelabeld met de bijbehorende letter en genoteerd in het boek.
Emerson kon zelf pas rebelleren en zijn eigen stijl vinden nadat hij het voorbeeld van de grote Locke had gevolgd. Bovendien is het hele idee van een dergelijk boek met citaten van beroemde denkers überhaupt in tegenspraak met de eigenzinnigheid waar hij later zo vurig voor zou pleiten.
Dit zou Emerson overigens niet in het geringste uit het veld hebben geslagen. Tegenstrijdigheden in uitspraken of handelingen waren voor hem niet problematisch – in tegendeel. In Self-reliance schrijft hij:
‘[D]e angst die ons ervan afhoudt op onszelf te vertrouwen en ons lot in eigen handen te nemen, is de gebondenheid aan ons eigen verleden: het feit dat we niet willen afwijken van wat we eerder hebben gezegd en gedaan, omdat anderen ons daarop aanspreken en we hen niet willen teleurstellen. Waarom zou je het lijk van je geheugen met je meeslepen?’
Ter ondersteuning brengt hij een van de mooiste beeldspraken uit de tekst in stelling: zelfs het beste schip koerst met tegenwind in een zigzaglijn. Bekijk je die koers van een afstandje, dan blijkt het toch een rechte lijn.
De paradox waarmee we begonnen is ook met een ander mooi beeld uit het essay te verdiepen. Emerson beschrijft een beginnende leerling:
‘Een tijdlang zal de leerling merken dat zijn intellectuele kracht groeit door het bestuderen van de geest van zijn leermeester. Maar in alle onevenwichtige geesten wordt de ordening tot afgod; ze zullen haar aanzien voor doel op zich en niet voor een snel uitgeput middel, zodat in hun ogen de muren van het systeem aan de verre horizon versmelten met de muren van het universum; het schijnt hun toe dat de hemellichamen opgehangen zijn aan het gewelf dat hun meester heeft gebouwd.’
De leerling moet op een gegeven moment afstand nemen van zijn leermeester. Emerson zegt terecht dat ‘het bestuderen van Shakespeare nooit zal leiden tot een Shakespeare’ en ‘het scipionisme van Scipio is precies dat wat hij niet van een ander had kunnen lenen’. Datzelfde geldt voor Franklin, Washington, Bacon of Newton, die uiteraard niet beroemd werden vanwege de boeken die ze bezaten of hun kennis van Seneca en de Bijbel.
Toch konden ook zij niet zonder die basis, en dat moeten we in het achterhoofd houden bij het lezen van Self-reliance. Verzamel eerst de mooiste citaten; maar kies daarna je eigen woorden. Wees niet bang om te laveren. Leer eerst van je meester; bepaal vervolgens je eigen weg. Negeer de grote denker Emerson, maar lees eerst zijn essay.