interview: Florian Jacobs (iFilosofie)

Zwaan en zang
Interview met filosoof Florian Jacobs
voor iFilosofie
‘Dichters zijn stichters.’ Dit is niet de nieuwste vertaling van Hölderlins beroemde dichtregel ‘Was bleibet aber, stiften die Dichter’, maar wel een knipoog naar de meester, uit Zwaan en zang van Florian Jacobs. De afgelopen jaren verzamelde Jacobs ideeën en vatte ze in filosofische gedichten die nu zijn gebundeld.

Zwaan en zang is de eerste dichtbundel van Jacobs, filosoof en redacteur bij de ISVW. Toch zijn Jacobs’ ideeën over wat poëzie vermag en hoe de dichtkunst zich verhoudt tot filosofie vrij uitgesproken. Hij legt de lat hoog: een taalspelletje of een te alledaags onderwerp volstaat niet voor goede poëzie. Gedichten moeten doorleefd en doordacht zijn. Zijn eigen gedichten zijn de weerslag van indrukken, ervaringen en ideeën die hij de afgelopen jaren verzamelde. Samen vormen ze een visie en reflectie op het leven, de wereld en de poëzie zelf.

Waarom ben je gedichten gaan schrijven?
‘Poëzie heeft een bijzondere rol en een bijzondere kracht, een andere dan bijvoorbeeld literatuur en filosofie. Literatuur beschrijft verhalen en ideeën met allerlei details en ensceneringen. In de filosofie ben je de hele dag bezig met het opstellen en beoordelen van argumentaties. Poëzie is zo bijzonder omdat het de details weglaat en de ideeën en argumenten als het ware destilleert en tot een essentie terugbrengt.

Goede poëzie is een residu van ideeën. Die ideeën kun je vaak best optekenen in proza, maar dat is altijd beschrijven. Zo kun je ook een schaakpartij beschrijven, met analyses van de zetten of in een groot verslag, maar dat is nooit helemaal hetzelfde als de schaakpartij zelf. Zo is dat met analyses van gedichten ook.’

Hoe ben je tot deze bundel gekomen?
‘Met deze gedichten heb ik geprobeerd een bepaalde levensvisie op te bouwen – dichters zijn stichters –, maar de aanleiding of de reden om ze op te schrijven verschilt per gedicht. Een van de redenen is het bewaren van herinneringen. Poëzie is dan een manier om mijn beleving van een bepaald moment te vangen. Zo is ‘The Love Song of Raskolnikov’ de weerslag van mijn verblijf in Sint-Petersburg.

Meestal dringt een gedicht zich op, dan moet er iets uit. Vervolgens bouw ik het gedicht op en versleep ik stukken; klank, ritme en compositie staan daarbij voorop. De laatste vragen zijn dan ‘wat moet de wereld hiermee?’ en ‘heb ik hiermee iets te zeggen aan anderen?’.

De gedichten uit Zwaan en zang zijn los van elkaar ontstaan en later pas gebundeld. Er zijn wel terugkerende motieven en de volgorde drukt een geheel uit. De laatste zin van ‘Slotrede’ is misschien het belangrijkst: ‘Weet, dat er meer is’. Het is een gebod, maar heeft ook iets troostends; er is iets fundamenteels dat meer is dan het alledaagse, dat niet voorhanden lijkt, waarvan je kennis kunt nemen en die kun je vergroten.’

Hoe kunnen we de titel Zwaan en zang interpreteren?
‘Die slaat op een contrast en tegelijkertijd een verbinding tussen twee tegendelen. De zwaan is mooi, maar ook stil. Zwanen worden daarom vaak geassocieerd met het apollinische, met rust, bedachtzaamheid en beheersing. Zang is juist het tegenovergestelde: uitbundig en dionysisch. Die spanning, tussen het redelijke, de alledaagse wereld en je ingerichte leventje enerzijds en anderzijds het passionele, wat die orde verstoort en je leven op z’n kop zet, komt vaak terug in de gedichten.

In ‘Actaeons vreugdetranen’ bijvoorbeeld treffen we een schaker aan die alles tot in de puntjes voorbereid heeft en zich heel beheerst gedraagt, maar zodra er een zeker persoon binnenloopt, valt al die voorbereiding weg. Hij verandert fundamenteel – net als de mythische jager Actaeon, die door Artemis in een hert werd veranderd en vervolgens werd verslonden door zijn eigen jachthonden – en vindt dat zelfs goed.

De kunst is om met beide kanten om te gaan. Dus de achterliggende idee is dat je een leven inricht en dat je openstaat voor een volledige overgave aan iets disruptiefs, zoals liefde, muziek, enzovoorts.’

Welke dichters hebben je beïnvloed?
‘De gedichten van Baudelaire staan vol met die spanning die ik net noemde. Al het tumult in Les fleurs du mal is inspirerend, net als zijn figuur van de eenzame wandelaar in de stad, het aanroepen van het mateloze en de nadruk op geuren, kleuren en licht.

Soms komt ik bij grote dichters ook een methode of ritme tegen dat perfect past bij de ideeën waarmee ik rondloop. ‘De pianiste’ is bijvoorbeeld gebaseerd op een prachtig gedicht van Zweig, ‘Der Dirigent’; ‘The Love Song of Raskolnikov’ is een duidelijke verwijzing naar Eliots ‘The Love Song of J. Alfred Prufrock’ en Raskolnikov uit Dostojevski’s Misdaad en straf; en ‘Sabiñan’ heeft het metrum van Rilkes ‘Mädchenmelancholie’.

Poëzie worden relatief weinig gelezen en verkocht tegenwoordig. Heeft de poëzie ons verlaten?
‘Ik probeer eigenlijk te ontsnappen aan zulke pessimistische gedachten. Er gebeurt genoeg in de wereld en in de poëzie om te zeggen dat die tijd voorbij is. Hedendaagse gedichten gaan, naar mijn smaak, wel te vaak over pietluttigheden of over de dichter zelf. Ik mis dan bijvoorbeeld unieke woorden of krachtige metaforen die verband houden met geschiedenis en filosofische reflectie.’

Dus poëzie is niet, om uit ‘Afrodite’ te citeren, ‘zingen in een lege kerk’?
‘Nee. Hoewel dichters in het buitenland vaak meer aanzien hebben dan hier in Nederland. In Letland hadden ze bijvoorbeeld Imants Ziedonis, iemand die hier nauwelijks bekend is, maar een groot dichter. Toen Ziedonis in 2013 stierf, overleed daarmee echt het geweten van de natie. Men stond rijen dik te wachten om hem een laatste eer te bewijzen. Nederland kent dat niet. We hebben wel goede dichters, J.C. Bloem bijvoorbeeld, maar die zijn vooral goed in mopperen.

Hoe moeten we je gedichten lezen?
‘Ik hoop in eerste instantie dat de lezer zich laat meesleuren door de taal en ze fijn vindt om te lezen. Daarnaast zetten ze hopelijk aan tot denken. Voor de liefhebbers is het hopelijk interessant om de omgang met de poëtische traditie te bestuderen en als mijn gedichten de lezer ertoe aanzetten om een bundel van Rilke te kopen, is dat helemaal mooi meegenomen: lees ook Eliot, lees ook Schiller!’
Voor iFilosofie #26 interviewde ik filosoof en dichter Florian Jacobs over zijn eerste dichtbundel Zwaan en zang.
florian